English version of this page   terug

Slotverklaring van de Wereldconferentie Tegen Racisme en Kastendiscriminatie

Discriminatie van Dalits op grond van beroep en afkomst

1-4 maart 2001
New Delhi, India

Conferentie ter voorbereiding op de VN Wereldconferentie tegen Racisme, Rassendiscriminatie, Vreemdelingenhaat en Aanverwante vormen van Onverdraagzaamheid

De Wereldconferentie Tegen Racisme en Kastendiscriminatie is gehouden in New Delhi van 1 tot en met 4 maart 2001 en werd bijgewoond door vertegenwoordigers en slachtoffers uit India, Nepal, Bangladesh, Pakistan, Zuid-Afrika, Japan, Sri Lanka, Nederland, Denemarken, Duitsland, Hongkong, het Verenigd Koninkrijk en de Verenigde Staten.

De deelnemers van de Wereldconferentie spreken zich uitdrukkelijk uit tegen kastendiscriminatie (op grond van beroep of afkomst) en de praktijk van onaanraakbaarheid, die groot menselijk leed veroorzaken en leiden tot grove schendingen van de mensenrechten en een mensonwaardige en vernederende behandeling van 240 miljoen mensen.

Wij, de deelnemers aan de Wereldconferentie, hebben kennisgenomen van verontrustende getuigenissen van slachtoffers van kastendiscriminatie die zijn blootgesteld aan extreem geweld, afschuwelijke arbeidsomstandigheden, achterstelling, uitsluiting en vernedering. We hebben ook kennisgenomen van de inspanningen van specialisten, activisten, wetenschappers en leiders van basisbewegingen om kastendiscriminatie te beëindigen. Wij doen een beroep op overheden en de internationale gemeenschap om een eind te maken aan deze misdaad tegen de mensheid, en wij onderschrijven uitdrukkelijk de volgende verklaring.


PREAMBULE

  1. Gelet op de slotconstatering van het Comité van de Verenigde Naties ter Beëindiging van Iedere Vorm van Rassendiscriminatie ('United Nations Committee on the Elimination of All Forms of Racial Discrimination', oftewel CERD) 'dat de situatie van de kasten en stammen valt binnen de reikwijdte van de Conventie ter Beëindiging van Iedere Vorm van Rassendiscriminatie' en dat het begrip 'afkomst' opgenomen in Artikel 1 van de Conventie niet alleen betrekking heeft op ras, maar ook op de situatie van de kasten en stammen zoals beschreven in het document CERD/C/304/Add. 13 van 17 september 1996;

  2. Onderstrepend dat kaste als reden voor segregatie en onderdrukking van mensen vanwege hun afkomst en beroep een vorm van apartheid is, en een specifieke vorm van racisme die alle slachtoffers ervan ongeacht hun religie gelijkelijk treft;

  3. Constaterend dat Onaanraakbaarheid een Misdaad tegen de Menselijkheid is;(1)

  4. Erkennend dat activiteiten op grond van kaste - onderscheid, uitsluiting en beperking ten aanzien van maatschappelijke en beroepsmatig mobiliteit - leiden tot een ontkenning van het menszijn en een belemmering op de uitoefening van alle mensenrechten voor tenminste 240 miljoen mensen in Zuid-Azië en miljoenen elders in Oost-Azië en West-Afrika;

  5. Constaterend dat de 52e Subcommissie Mensenrechten van de Verenigde Naties, gegeven haar zorg over kastendiscriminatie, unaniem een resolutie heeft aangenomen waarin wordt gevraagd om een onderzoeksrapport over discriminatie op grond van beroep en afkomst;

  6. In herinnering roepend de conclusies getrokken door het Comité ter Beëindiging van Alle Vormen van Discriminatie Tegen Vrouwen ('Committee on the Elimination of All Forms of Discrimination Against Women', oftewel CEDAW), het Comité ter behartiging van de Rechten van het Kind ('Committee on the Rights of the Child', oftewel CRC), de Speciale Rapporteur van de Verenigde Naties over Racisme, Rassediscriminatie, Vreemdelingenhaat en Aanverwante vormen van Onverdraagzaamheid ('United Nations Special Rapporteur on Racism, Racial Discrimination, Xenophobia and Related Intolerance') alsmede het Comité voor de Mensenrechten ('Human Rights Committee') dat Dalit-mannen, -vrouwen en -kinderen ernstige vormen van discriminatie, geweld en uitbuiting ondergaan als gevolg van hun kastenstatus;

  7. Vastbesloten te bereiken dat kastendiscriminatie wordt opgenomen in de agenda, de slotverklaring en het actieprogramma van de Wereldconferentie Tegen Racisme, Rassendiscriminatie , Vreemdelingenhaat en Aanverwante Vormen van Onverdraagzaamheid ('World Conference against Racism, Racial Discrimination, Xenophobia and Related Intolerance', oftewel WCAR) die van 31 augustus tot en met 8 september 2001 wordt gehouden te Durban, Zuid-Afrika;

  8. Wijzend op de werkzaamheden van de 'Bellagio Consultation', de Europese voorbereidende bijeenkomst van non-gouvernementele organisaties (NGO's) alsmede de Aziatische en Afrikaanse bijeenkomsten van experts ter voorbereiding op de WCAR die specifiek aandacht besteden aan het probleem van kastendiscriminatie;

  9. Bemoedigd door de solidariteit uitgesproken door non-gouvernementele organisaties in de voorbereidende en expert-bijeenkomsten voor de WCAR, en in aanmerking nemend de consensus die is bereikt in de Verklaring van Teheran van NGO's uit Azië en de landen van de Stille Zuidzee om kastendiscriminatie op te nemen in de agenda, de slotverklaring en het actieprogramma van de WCAR;

  10. In aanmerking nemend dat overheden verplicht zijn om toe te zien op de naleving van de universele normen voor de rechten van de mens zoals verwoord in de verdragen en conventies van de Verenigde Naties;

  11. Waardering uitsprekend jegens die overheden die ervoor hebben gepleit om kastendiscriminatie op de agenda van WCAR te zetten;

  12. Constaterend dat veel landen hebben erkend dat bepaalde gemeenschappen, zoals de Dalits in India, Nepal, Pakistan, Sri Lanka en Bangladesh, de Burakumin in Japan, en andere gemeenschappen in Senegal, Zuid-Mauretanië en andere landen, te maken hebben met kastendiscriminatie;

  13. Onderkennend dat overheden constitutionele, juridische en beleidsinitiatieven hebben ondernomen alsmede bestuurlijke instellingen hebben ingericht teneinde kasten- en rassendiscriminatie te bestrijden, maar dat tevens, als gevolg van gebrek aan politieke wil, deze inspanningen onvoldoende zijn gebleken en zijn afgezwakt, tegengewerkt en niet naar behoren zijn uitgevoerd;

  14. Opmerkend dat vrouwen - met name Dalit-vrouwen - de meest onderdrukte groep vertegenwoordigen in elke samenleving en te maken hebben met uiteenlopende vormen van discriminatie, waaronder de ideologie en praktijk van kastenverschillen, religieuze verschillen en het patriarchaat;

  15. Gelet op de steun van sommige publieke leiders, de media, non-gouvernementele organisaties en betrokken burgers uit alle delen van de samenleving die het bestaan en de voortduring van kastendiscriminatie hebben veroordeeld;

  16. Ten strengste veroordelend de pogingen van de Indiase overheid om de opname van kastendiscriminatie in de agenda van de WCAR te beletten, en erop aandringend bij andere overheden om zich uit te spreken vóór de opname van kastendiscriminatie in de agenda van de WCAR;(2)

  17. Uitdrukkelijke afkeuring uitsprekend van overheden - met name de Indiase overheid - die zich onttrekken aan hun wettelijke verplichtingen zoals verwoord door de CERD of die hun wettelijke verplichting in deze niet wensen te erkennen;(3)
... onderschrijven de deelnemers van de Wereldconferentie het volgende:

ACTIEPROGRAMMA

De deelnemers aan de Wereldconferentie Tegen Racisme en Kastendiscriminatie roepen Overheden op, de volgende maatregelen te treffen:

I. Maatregelen op nationaal niveau

  1. Implementeer en effectueer een doeltreffend programma, voorzien van concrete termijnen in de tijd, dat een einde maakt aan onaanraakbaarheid en soortgelijke praktijken in alle aspecten van de samenleving.

  2. Zorg voor (de naleving op) wetgeving met betrekking tot verplicht basisonderwijs en de afschaffing van kinderarbeid, slavernij ('bonded labour'), handenarbeid in de verwerking van uitwerpselen, kastengebonden onbetaalde arbeid, het 'devadasi'-systeem oftewel tempelprostitutie, en soortgelijke praktijken.

  3. Zie erop toe dat alle noodzakelijke grondwettelijke, juridische en bestuurlijke maatregelen, met inbegrip van passende vormen van positieve discriminatie, worden ingesteld teneinde kastendiscriminatie te verbieden en tegen te gaan, alsmede dat dergelijke maatregelen - ook in Japan in India - worden voortgezet totdat discriminatie is uitgebannen.

  4. Controleer en publiceer in hoeverre bestaande wetgeving is uitgevoerd.

  5. Controleer en analyseer onderwijsmateriaal dat onderdrukking en uitsluiting op grond van kasten bestendigt en dat wereldbeschouwingen propageert die bijdragen tot de voortduring van een systeem van 'verborgen apartheid'. Voer zowel op scholen als universiteiten alternatieven in, die de nadruk leggen op onderwijs in en over mensenrechten.

  6. Zorg voor voldoende geldmiddelen en doeltreffende programma's gericht op de sociaal-economische versterking van gemeenschappen die worden gediscrimineerd op grond van kasten of afkomst.

  7. Zorg voor optimale evenredige vertegenwoordiging op grond van het percentage van de landelijke bevolkingsomvang van Dalits, Burakumin en andere groepen die op grond van kasten zijn uitgesloten van alle sectoren van de samenleving, waaronder de politie, de rechterlijke macht, overheidsdiensten, de media en de particuliere sector.

  8. Dring aan bij officiële en constitutionele instellingen, zoals commissies voor de rechten van de mens in het algemeen en commissies specifiek voor de rechten van vrouwen, rassen en minderheden alsmede andere relevante groepen, alsook bij het coördinatie-comité voor nationale instellingen uit Azië en het Stille-Zuidzeegebied ('Asia-Pacific Coordinating Committee of National Institutions'), het coördinatie-comité voor nationale instellingen uit Afrika ('African Coordinating Committee of National Institutions') en het internationale coördinatie-comité ('International Coordinating Committee of National Institutions') om het vraagstuk van kastendiscriminatie aan de orde te stellen en ervoor te pleiten dit vraagstuk te behandelen op de WCAR.

  9. Roep nationale en deelstaatoverheden op om alle noodzakelijke maatregelen te treffen teneinde kastendiscriminatie tegen vrouwen te bestrijden.

  10. Dring erop aan bij overheden om geen paspoort te weigeren aan mensen die de WCAR in Durban willen bijwonen, in het bijzonder Dalit-activisten.
II. Maatregelen op het niveau van de Verenigde Naties

  1. Eis dat de agenda van de WCAR specifiek ingaat op kastendiscriminatie en dat het actieplatform van de WCAR concrete maatregelen formuleert ter beëindiging van deze vorm van discriminatie.

  2. Eis dat het kastenstelsel wordt opgenomen in de WCAR-verslagen als zijnde een belangrijke bron van discriminatie.

  3. Roep de WCAR op om te benadrukken dat het noodzakelijk is dat Staten direct concrete maatregelen treffen met als doel een eind te maken aan de wijdverspreide discriminatie en vervolging van Dalits, Burakumin en andere gemeenschappen die worden geconfronteerd met discriminatie op grond van kasten of afkomst.

  4. Doe een oproep aan de CERD en de Speciale Rapporteur voor Racisme, Rassendiscriminatie, Vreemdelingenhaat en Aanverwante Soorten van Onverdraagzaamheid om opnieuw te verklaren dat kastendiscriminatie binnen de reikwijdte van de CERD valt, en zich tevens op het standpunt te stellen dat het kastenvraagstuk moet worden besproken op de WCAR.

  5. Roep de Verenigde Naties op, een resolutie aan te nemen waarin onaanraakbaarheid wordt aangemerkt als een misdaad tegen de menselijkheid.

  6. Pleit voor verhoogde inspanningen teneinde het publiek te informeren over de mate waarin kastendiscriminatie plaatsvindt, alsmede over de waardevolle bijdragen van de Dalit-cultuur en -geschiedenis.

  7. Dring aan op de benoeming van een Speciale Rapporteur van de Verenigde Naties voor kastendiscriminatie.

  8. Roep 14 april (de verjaardag van dr. B.R. Ambedkar) uit tot Internationale Dag van Solidariteit met de Dalits.

  9. Pleit er voor dat de ontwikkelingsinstellingen van de Verenigde Naties bijzondere aandacht besteden aan kastengeweld en kastendiscriminatie, het effect van hun bestaande programma's met betrekking tot het kastenaspect, en programma's en strategieën te ontwikkelen die mishandeling bestrijden en het afleggen van verantwoording bevorderen.

Noten:
  1. Onaanraakbaarheid is de onderwerping van, en het onthouden van fundamentele mensenrechten aan, mensen die worden omschreven als 'onzuiver', een praktijk die wordt gerechtvaardigd door religieuze traditie.
  2. De Commissie voor de Rechten van de Mens ('Human Rights Commission') van Sri Lanka onderschrijft dit deel van de verklaring niet.
  3. De Commissie voor de Rechten van de Mens ('Human Rights Commission') van Sri Lanka onderschrijft dit deel van de verklaring niet.



pagina DALITS

HOME Landelijke India Werkgroep

begin document

English version of this page
Landelijke India Werkgroep - 17 augustus 2001