aktiemanifest

de vicieuze cirkel van zuivelhulp en veevoerimporten tussen India en de Europese Gemeenschap (EG) wij bepleiten met klem:
- snelle afbouw van de EG-zuivelhulp aan India
- geen zuivelhulp voor flesvoeding
- geen hulp voor westerse kruiskoe in India
- stop EG-veevoerimport uit India
|
Landelijke India Werkgroep, 1985
inleiding
Al 15 jaar krijgt India van de EG grote hoeveelheden zuivelhulp voor het nationale zuivelprogramma Operatie Vloed. De officiële doelstelling is het land zelfvoorzienend in melk te maken. Tegelijkertijd exporteert India - terwijl ter plekke een
groot tekort is - veel hoogwaardig veevoer naar de EG, waarvan een groot deel naar Nederland. Met dit veevoer zou India in eigen land vele malen de hoeveelheid melk kunnen produceren die het nu via de zuivelhulp krijgt. Dat gebeurt onder meer niet omdat de zuivelhulp de prijs drukt die de melkveehouders voor hun melk krijgen, en omdat de veevoerexport de prijs van krachtvoer doet stijgen. De zuivelhulp speelt ook een grote rol bij de bevordering van flesvoeding, ten koste van de gezondheid van honderdduizenden baby's.
In het kader van Operatie Vloed wordt eveneens een kruisingsprogramma van Indiase koeien met westerse melkveerassen uitgevoerd, waarvoor het Nederlandse ministerie van Ontwikkelingssamenwerking financiële steun overweegt. Dit programma leidt tot een (groter) tekort aan voedsel, veevoer en dierlijke trekkracht voor de landbouw.
India heeft de EG opnieuw om 5 jaar zuivelhulp voor Operatie Vloed gevraagd. In de eerste helft van 1986 wordt daarover beslist. Het Operatie-Vloed-programma in India is al tot 1990 verlengd, of die zuivelhulp nu wel of niet gegeven wordt. Opnieuw 5 jaar zuivelhulp aan India en het voortduren van EG-veevoerimport uit India, dreigen juist de kwalijke kanten van dit programma te versterken.
De beslissing over mogelijk nieuwe zuivelhulp aan India èn de voorwaarden waaronder dat gebeurt, zijn ook van groot belang voor de EG-zuivelhulp in het algemeen. De EG besteed jaarlijks meer dan een half miljard aan zuivelhulp. Zelfs door de EG-instellingen en de Nederlandse regering wordt steeds meer kritiek geleverd op deze weinig effektieve en dikwijls schadelijke vorm van voedselhulp. Voor Operatie Vloed wordt echter steeds een uitzondering gemaakt. Het is volgens de EG een "ideale manier van ontwikkelingssamenwerking" die model kan staan voor andere ontwikkelingslanden. Pakistan, de Filippijnen, Sri Lanka en China hebben nu ook EG-zuivelhulp gevraagd voor Operatie Vloed-achtige programma's.
Is verbreiding van het Operatie-Vloedmodel inderdaad een goede reden voor de EG om veel zuivelhulp te blijven geven? Of is dat het laatste alibi om exportmarkten voor zuivelprodukten te ontwikkelen onder het mom van hulp, zolang er nog grote zuiveloverschotten zijn?
Operatie Vloed: modelprojekt van de EG stelt teleur
India's heilige koeien worden niet aanbeden vanwege hun hoge melkproduktie. Wel levert de trekkracht van rundvee meer dan driekwart van alle energie in de Indiase landbouw. Melk is een welkom bijprodukt. Om de melkvoorziening van de steden te verbeteren en de melkproduktie te verhogen, werd in 1970 het tot nu toe grootste zuivelprogramma ter wereld opgezet: Operatie Vloed. De Europese Gemeenschap heeft daarvoor de afgelopen 15 jaar de volgende hoeveelheden zuivelhulp aan India geleverd:
EG-zuivelhulp aan India 1970-1985 |
| magere-melkpoeder | boterolie |
Operatie Vloed I 1970-1975 (verlengd tot 1981) | 126.000 ton | 42.000 ton |
Operatie Vloed II 1978-1985 (verlengd tot 1990) | 186.000 ton | 76.000 ton |
De gratis geleverde melkpoeder en boterolie worden in India tot melk gerekombineerd en dan verkocht. Met de opbrengst worden onder meer bekostigd: de bouw van zuivelfabrieken in de stad en op het platteland, mengvoerfabrieken, de ontwikkeling van verbeterd melkvee, verbeterde melkinzameling op het platteland en transport naar de stad.
Het geheel wordt georganiseerd via een systeem van dorpskoöperaties en grotere koöperatieverbanden. De bedoeling was dat de zuivelhulp zichzelf in 1985 overbodig zou maken.
Operatie Vloed heeft zeker positieve kanten vergeleken met de manier waarop de zuivelhulp van de EG elders vaak wordt gebruikt. In India worden de zuivelprodukten niet zonder meer gedumpt ten koste van de plaatselijke melkveehouders. Er wordt een moderne zuivelsektor mee opgebouwd. Ook het werken in koöperatief verband is in principe een goede zaak, vooral omdat het de producenten de afname van hun melk tegen een stabiele prijs garandeert.
Als geheel stellen de resultaten van Operatie Vloed echter teleur. Het doel om de stedelijke armen een betere voeding te bieden heeft men laten varen. Voor meer dan de helft van de stedelijke bevolking is melk een te duur voedingsmiddel. Dit geldt niet voor de hogere inkomensgroepen in de stad, die nu melk tegen voor hen redelijke prijzen kunnen kopen.
Op het platteland profiteren vooral grotere boeren van Operatie Vloed en kleinere boeren in mindere mate. Voor landloze arbeid(st)ers biedt het programma nauwelijks mogelijkheden. Vrouwen, die in India meestal het vee verzorgen, zijn maar zelden lid van de koöperatie. Die koöperaties worden meestal beheerst door de rijkeren van het dorp. Tweederde van de opbrengst van de zuivelhulp wordt besteed aan de bouw van grootschalige zuivelfabrieken, waardoor werkgelegenheid in de dorpen verloren gaat. Voor verhoging van de melkproduktie is eveneens gekozen voor een kapitaalintensieve aanpak d.m.v. de kruising van Indiase koeien met westerse melkveerassen en de verbouw van speciaal groenvoer.
De EG prijst Operatie Vloed konstant als een voorbeeldig zuivelprojekt. Dat blijkt sterk overdreven. Het is echter vooral de rol van de EG in de Indiase zuivelontwikkeling die aan een drastische herziening toe is.
Daarover gaan de volgende 4 aktiepunten.
aktiepunt 1
afbouw EG-zuivelhulp aan India
Het was de bedoeling dat de EG-zuivelhulp India in staat zou stellen om in 1985 zelf in haar melkbehoefte te voorzien. India is nu echter afhankelijker van zuivelimporten dan ooit. Naast zuivelhulp uit de EG importeerde het land in 1984 tegen dumpprijzen grote hoeveelheden melkpoeder uit de VS. Voor de periode 1986-1990 heeft India de EG opnieuw om zuivelhulp gevraagd.
Een belangrijke oorzaak van het voortduren van de zuivelimporten is het politieke belang om de hogere inkomensgroepen in de grote steden van relatief goedkope melk te voorzien. Daarvoor wordt zuivelhulp en Amerikaanse melkpoeder gebruikt. De geïmporteerde zuivelprodukten worden zo goedkoop aan de melkfabrieken doorverkocht, dat de daarvan gemaakte melk goedkoper is dan verse melk. De Nationale Federatie van Zuivelkoöperaties heeft daar sterk tegen geprotesteerd, omdat dit de prijs van melk voor de melkveehouders drukt (met name in het noorden en oosten van India). Deze leveren daardoor minder melk aan de steden, hetgeen weer zuivelimporten nodig maakt. De cirkel is rond.
Een tweede oorzaak van de importafhankelijkheid is dat de meeste inheemse produktie van melkpoeder en boter wordt gebruikt voor de fabrikage van luxe zuivelprodukten zoals tafelboter, chocola en babyvoeding. Die melkpoeder en boterolie is officieel bedoeld om tijdelijke tekorten aan melk op te vangen en daardoor de zuivelimporten overbodig te maken.
 Recombinatie: van magere-melkpoeder en boterolie wordt met water weer melk gemaakt. (foto: FAO) | Tenslotte is het voortzetten van de zuivelimporten ook aantrekkelijk vanwege het geld dat de doorverkoop van deze produkten oplevert voor investeringen in Operatie Vloed.
Een snelle afbouw van de EG-zuivelhulp aan India heeft, zelfs als deze vervangen wordt door kommerciële import, minder negatieve effekten dan het opnieuw verlengen van de zuivelhulp met 5 jaar. Waarschijnlijk zullen kommerciële importen, zeker als de prijs daarvan stijgt, leiden tot hogere melkprijzen voor de melkveehouder (en de konsument) in India. Kommerciële import kost namelijk schaarse buitenlandse deviezen, waardoor het moeilijker wordt om de konsumenten in de steden en de onderbenutte melkfabrieken te blijven subsidiëren. Door de melkprijs voor melkveehouders te verhogen, wordt het melkaanbod verhoogd en kunnen de fabrieken rendabeler draaien. Zo kunnen ook de importen enigszins beperkt worden en wellicht in de toekomst overbodig worden.
......................................................................................................
Gezien het voorgaande dringen wij er bij de EG-lidstaten, het Europees Parlement en de Europese Commissie op aan om:
de zuivelhulp voor Operatie Vloed binnen uiterlijk twee jaar af te bouwen.
De in deze periode gegeven hulp zou aan de volgende voorwaarden moeten voldoen:
gelijktijdige verhoging van de melkprijs die aan de melkveehouders in het noorden en oosten van India wordt betaald
doorverkoop van de zuivelhulp aan de melkfabrieken voor een prijs die gerekombineerde melk iets duurder maakt dan verse melk
naleving van de nationale code voor de bescherming en bevordering van borstvoeding door de zuivelfabrieken die zuivelhulp willen aankopen (zie ook aktiepunt 2).
aktiepunt 2
geen zuivelhulp voor flesvoeding
De koöperatieve zuivelindustrie in India produceert steeds meer babyvoeding omdat dit meer opbrengt dan melk. Multinationale bedrijven als Nestlé en Hindustan Lever (een dochteronderneming van Unilever) opereren op dezelfde markt.
Ook in India zorgt de toename van flesvoeding voor baby's voor grote problemen. Het poeder wordt vaak teveel aangelengd met, dikwijls verontreinigd, water. Miljoenen baby's lijden daardoor aan diarree en ondervoeding. Daarvan sterven een groot aantal. Toch tracht de babyvoedingsindustrie in India door reklamekampagnes moeders flesvoeding aan te praten, terwijl 98 procent van de Indiase vrouwen in staat is om borstvoeding te geven. Uit onderzoek in diverse steden bleek dat het gebruik van flesvoeding zelfs in arme gezinnen al op ongeveer 25 procent lag en in middenklasse-gezinnen zelfs rond de zestig procent.
In december 1983 publiceerde het Indiase ministerie van Sociaal Welzijn de nationale code voor de bescherming en bevordering van borstvoeding. Hierbij was gebruik gemaakt van de ook door India onderschreven internationale code van de Wereldgezondheidsorganisatie. In deze codes wordt reklame voor flesvoeding verboden. De koöperatieve en andere zuivelfabrieken in India houden zich echter nauwelijks aan de beide 
Ondanks de internationale en Indiase kode ter bescherming van borstvoeding wordt in 1985 toch nog een blozende baby afgebeeld op de blikken van Amul. | vrijwillige codes, die helaas geen kracht van wet hebben. In India wordt daartegen sterk geprotesteerd door diverse organisaties die samenwerken in de National Alliance for the Nutrition of Infants (NANI).
Welk verband is er tussen de zuivelhulp van de EG en de flesvoedingproduktie in India? De zuivelhulp stelt de Operatie-Vloed-fabrieken in staat om de Indiase melkpoederproduktie voor ongeveer de helft te gebruiken voor het maken van flesvoeding, omdat de hulp zorgt voor het aanvullen van de melkvoorziening. De zuivelhulp levert bovendien veel geld op voor het bouwen van zuivelfabrieken waar ook veel babyvoeding wordt geproduceerd. Een relatief klein deel van de zuivelhulp wordt zelfs direkt aan zowel partikuliere als koöperatieve bedrijven doorverkocht om er babyvoeding van te maken.
In mei 1981 stemden alle lidstaten van de EG voor de internationale code van de Wereldgezondheidsorganisatie. Het Europees Parlement vroeg de Europese Commissie om op basis van die code richtlijnen op te stellen voor bedrijven die de EG als thuisbasis hebben.
Tot nu toe zonder resultaat.
......................................................................................................
Wij dringen er bij de EG-lidstaten, het Europees Parlement en de Europese Commissie op aan om:
stappen te ondernemen die ertoe leiden dat de internationale code met betrekking tot de marketing van flesvoeding op zeer korte termijn uitgewerkt wordt in een bindende richtlijn voor bedrijven die hun hoofdzetel in de EG hebben èn voor de zuivelhulp van de EG zelf;
tijdens de afbouw van de EG-zuivelhulp alleen zuivelprodukten aan India te leveren, als vaststaat dat de bedrijven aan wie deze produkten worden doorverkocht, zich houden aan de Nationale Indiase Code voor de Bescherming en Bevordering van Borstvoeding.
aktiepunt 3
geen hulp voor westerse kruiskoe in India
Eén van de hoofddoelstellingen van Operatie Vloed is het fokken van een Nationale Melk Veestapel van 15 miljoen koeien en buffels met een hogere melkproduktie per melkdier. Dit zou moeten gebeuren door een grootscheeps kruisingsprogramma van Indiase koeien met westerse melkveerassen en door inheemse kruisingen van buffels.
Het kruisingsprogramma is nog niet goed van de grond gekomen (er zijn nu 2 miljoen verbeterde melkdieren), maar regeringskommissies pleiten voor een versnelde aanpak. Uitvoering van het programma zal echter ingrijpende gevolgen hebben voor de landbouw in India en voor de positie van de kleine boeren in het bijzonder.
Wat zijn de problemen? Inheemse koeien en buffels zijn zeer goed bestand tegen de hitte en luchtvochtigheid van het klimaat. Voor koeien met 'westers bloed' geldt dat veel minder. Zij hebben een goede beschutting en veel schoon water nodig, en zijn vatbaarder voor tropische ziekten. Het blijkt dat een kruiskoe voor een kleine boer of landarbeider een riskante en weinig winstgevende investering is.
Het kruiskoeienprogramma zal een sterke vermindering van het aantal geschikte trekossen tot gevolg hebben. De mannelijke nakomelingen van  Deze Indo-Friese kruiskoe 'Latika' won de Indiase melkkompetitie in 1984. | kruiskoeien zijn als trekdier namelijk minder geschikt en hebben de helft meer voer nodig. Trekkracht, de belangrijkste funktie van vee in India, wordt dan een te dure vorm van energie. Het kruisingsprogramma zal ook leiden tot een nog groter tekort aan veevoer dan nu al bestaat. Gekruist melkvee heeft voor haar melkproduktie namelijk veel krachtvoer en verbouwd groenvoer nodig, terwijl inheems melkvee zich vooral met gewasresten voedt.
Het kruisingsprogramma zal een sterk negatief effekt op de voedselvoorziening hebben. Nu al worden ruwe granen als gierst en gerst - vaak het basisvoedsel van arme mensen - gedeeltelijk als veevoer gebruikt. De tien miljoen geplande kruiskoeien zullen via dit graan zoveel meer kalorieën opeten dan ze aan melk opleveren, dat daarvan minstens 13 miljoen mensen gevoed zouden kunnen worden. Ook blijkt uit onderzoek dat het gelijk verdelen van het schaarse veevoer over alle melkdieren in India meer melk zou opleveren dan wanneer dit alleen aan kruiskoeien wordt gevoerd.
In India hebben diverse organisaties en wetenschappers om bovenstaande redenen scherpe kritiek op het kruisingsprogramma uitgeoefend. Toch zijn bij het Nederlandse ministerie van Ontwikkelingssamenwerking plannen in voorbereiding om met Nederlands stierenzaad en diepvriesapparatuur (van Philips) een bijdrage aan Indiase kruisfokprogramma's te leveren.
......................................................................................................
Gezien het voorafgaande dringen wij er bij de EG-lidstaten, het Europees Parlement en de Europese Commissie op aan om:
Wij dringen er bij de Nederlandse minister van Ontwikkelingssamenwerking op aan:
- geen steun te geven aan de bovenbedoelde kruisingsprogramma's.
aktiepunt 4
stop veevoerimport uit India
India krijgt al 15 jaar zuivelhulp, maar exporteerde in die periode ook grote hoeveelheden hoogwaardig veevoer naar de EG en andere delen van de wereld. Momenteel gaat het om meer dan 1,5 miljoen ton per jaar met een waarde van minstens 750 miljoen gulden. Toch is er in India een groot tekort aan hoogwaardig veevoer. Alle deskundigen zien dit als een van de grootste belemmeringen voor de ontwikkeling van de melkveehouderij in India.
De EG is met een aandeel van ongeveer 50 procent verreweg de belangrijkste importeur van Indiaas veevoer. Dit voer wordt door de Europese mengvoederindustrie met ander veevoer verwerkt tot hapklare brokken voor koeien, varkens en pluimvee. Er is in de EG weliswaar een enorm voedergraanoverschot, maar veevoer uit India en andere Derde-Wereldlanden is goedkoper. Nederland is een belangrijke importeur van Indiaas veevoer. De import is zelfs toegenomen van 29 miljoen gulden in 1981 tot 92 miljoen in 1983 en 57 miljoen in 1984.
De export van Indiaas veevoer wordt gestimuleerd door fabrikanten en exporteurs die hun fabrieken steeds meer bij de steden bouwen. Op het platteland is krachtvoer daardoor vaak te duur of zelfs niet verkrijgbaar.
 O.a. Hindustan Lever (de Indiase dochteronderneming van Unilever) fabriceert veevoer dat naar de EG geëxporteerd wordt. |
Het gevolg van de export van veevoer is, dat het bestaande tekort verergert en de prijs ervan stijgt. Dit is vooral nadelig voor de kleine boeren of landarbeiders met enkele stuks vee, omdat zij weinig of geen oogstafval voor hun dieren hebben. De export van veevoer heeft ook negatieve gevolgen voor de voedselbeschikbaarheid voor arme groepen, omdat daardoor in India meer (goedkopere) voedselgranen aan het vee gevoerd worden. Vooral de zeer snel toenemende produktie van sojabonen in Madhya Pradesh gaat direkt ten koste van de voedselvoorziening. De bonen worden namelijk speciaal verbouwd voor de export van eiwitrijke soja-veekoeken. Voedselgewassen worden daardoor verdrongen.
Als India al het nu geëxporteerde veevoer in eigen land zou houden, dan zou daarmee ongeveer tien keer zoveel melk geproduceerd kunnen worden dan het nu via de zuivelhulp van de EG krijgt. Stopzetting van de veevoerexport zou een positief effekt op de Indiase zuivelontwikkeling hebben. De prijs van krachtvoer zal vermoedelijk dalen, waardoor het voor veehouders aantrekkelijker wordt om hun dieren beter te voeden. Een lagere krachtvoerprijs ontmoedigt ook de groenvoerverbouw en dat is voor de voedselproduktie een goede zaak.
Diverse onafhankelijke Indiase wetenschappers én de VN-missie die Operatie Vloed I heeft geëvalueerd, hebben voor stopzetting van de Indiase veevoerexport gepleit.
......................................................................................................
Gezien het voorgaande dringen wij er bij de EG-lidstaten, het Europees Parlement en de Europese Commissie op aan om:
De mengvoederindustrie in de EG-landen verzoeken wij met klem:
- de importen van veevoer uit India stop te zetten.
een ander zuivelontwikkelingsbeleid
Diverse organisaties en wetenschappers in India pleiten voor een ander zuivel- en veeteeltontwikkelingsbeleid.
Een ander zuivelbeleid zou de belangen van de kleine melkveehouders als uitgangspunt moeten hebben. Zo'n beleid kan overigens moeilijk los gezien worden van meer ingrijpende maatregelen om de ongelijkheid en armoede aan te pakken, waaronder landhervormingen. Zeker voor landarbeid(st)ers biedt ook een ander zuivelbeleid nauwelijks kans op extra inkomsten. Zij beschikken niet over oogstafval van eigen grond. Dit is voor het houden van melkvee bijna onontbeerlijk.
Een verbetering van vooral het inkomen van kleine melkveehouders mét grond kan bereikt worden door krachtvoer goedkoper te maken en voor melk in bepaalde gebieden iets meer aan de producent te betalen. Stopzetting van zuivelhulp en veevoerexport draagt daar direkt aan bij. Een ander zuivelbeleid zal ook moeten inhouden dat de traditionele verwerking van melk op het platteland wordt verbeterd en aangevuld met kleinschalige fabrieksverwerking. De werkgelegenheid zal daarbij gebaat zijn. Ook voor de konsumenten op het platteland komen zo meer melkprodukten, waaronder de goedkope en voedzame karnemelk (het bij produkt van de boterbereiding) beschikbaar.
Een ander zuivelbeleid moet ook inhouden dat veehouderij en voedselproduktie elkaar aanvullen en niet gaan konkurreren om schaarse landbouwgrond en andere produktie middelen. Ongeveer de helft van de Indiase bevolking is nog ondervoed en beschikt over te weinig basisvoedsel als granen, peulvruchten en groenten. Daarom moet de melkproduktie niet, zoals nu dreigt te gebeuren, ten koste gaan van voedsellandbouw. In plaats van de huidige kruiskoeienstrategie zal daarom meer aandacht besteed moeten worden aan het fokken van 'dubbeldoelrassen', die zowel voldoende trekkracht als een hogere melkproduktie leveren. De buffel zou het melkdier bij uitstek moeten blijven, omdat dit dier laagwaardig ruwvoer als stro en ander oogst afval het meest efficiënt in melk kan omzetten. Ook verbetering van de sterk overgraasde weidegronden kan een belangrijke bijdrage aan een betere veevoervoorziening leveren, die niet ten koste gaat van de produktie van voedselgranen.
De melkvoorziening naar de stad is ook voor de producenten op het platteland van belang. Een koöperatieve opzet van de zuivelsektor volgens het Anand-model of andere aan de plaatselijke omstandigheden aangepaste modellen, is daarvoor in principe een goede zaak. Er zal echter nog veel strijd geleverd moeten worden om het koöperatieve systeem ook te laten funktioneren ten behoeve van de belangen van de arme veehouders.
Eventuele subsidies voor de zuivelsektor moeten niet, zoals nu, vooral wegvloeien naar de rijkere konsumenten in de stad en de grotere melkveehouders, maar meer gericht aan de producenten en konsumenten met lagere inkomens ten goede komen.
Met de hierboven beschreven strategie komt zelfvoorziening in zuivelprodukten wellicht binnen bereik, zonder de produktie van basisvoedsel aan te tasten.
aktiesuggesties
U kunt op verschillende manieren onze aktiepunten naar de EG-lidstaten, het Europees Parlement, de Europese Commissie, de mengvoederindustrie en de Nederlandse minister van Ontwikkelingssamenwerking ondersteunen. Een aantal daarvan zijn:
- stuur de bijgevoegde kaart ondertekend naar ons op. Wij zullen de kaarten of een lijst met ondertekenaars gezamenlijk aanbieden aan een vertegenwoordiger van de bovengenoemde instellingen
- vraag meer kaarten en folders aan en verspreid deze onder de leden en/of medewerkers van uw groep, organisatie, club, bedrijf, instelling e.d. Draag zo mogelijk zorg voor inzameling en verzending
- schrijf zelf een brief naar een van de genoemde instellingen (adres evt. bij ons op te vragen) waarin u de aktie punten vermeldt en onderschrijft
- organiseer zelf een avond rond de aktiethema's. Wij kunnen u wellicht een spreker en zeker een dia-serie en meer aktie materiaal leveren
- probeer de tekst van deze folder in het blad van uw organisatie e.d. te (laten) publiceren
- koop het boek 'India als melkkoe van de EG'. Ook daaruit kunnen met bronvermelding delen in andere publikaties worden overgenomen
- als u lid bent van een plattelands- of landbouworganisatie kunt u het bestuur daarvan een brief schrijven om ook hen aan te sporen tot ondersteuning van de aktie. Graag een kopie van uw brief naar ons kontaktadres
- als u lid, werknemer of afnemer bent van een mengvoederbedrijf, verzoek de direktie dan om eventuele veevoerimporten uit India te stoppen. Vraag de direktie ook om deze kwestie in de diverse koepelorganisaties aan de orde te stellen
- lever een dringend nodige financiële bijdrage aan de aktie via de LIW, Oudegracht 36, Utrecht, gironummer 2483548 o.v.v. gift 'melk India niet uit'.
 Landelijke India Werkgroep
De Landelijke India Werkgroep is een vrijwilligersorganisatie en stelt zich ten doel kritische informatie te verspreiden over sociale, politieke, ekonomische en kulturele gebeurtenissen in India en over de relaties tussen Nederland en India.
Verder probeert de Landelijke India Werkgroep progressieve bewegingen in India te ondersteunen en bij de Nederlandse bevolking solidariteit met deze bewegingen te stimuleren.
De Werkgroep is georganiseerd in lokale groepen (te Amsterdam, Den Haag, Deventer, Leiden, Nijmegen, Tilburg en Utrecht) en in themagroepen. Deze laatste groepen houden zich bezig met: zuivelhulp aan India, gezondheidszorg, mensenrechten, Wereldbank, de situatie van de tribalen (de oorspronkelijke bewoners van India en de vrouwenproblematiek.
De Landelijke India Werkgroep onderhoudt k.ontakt met de India Werkgroep Vlaanderen.
1985 |