Beantwoording vragen over de nieuwe Indiase antibekeringswet 30-10-2007 | Kamerstuk | Nederlands Ministerie van Buitenlandse Zaken Graag bied ik u hierbij de antwoorden aan op de schriftelijke vragen gesteld door de leden Van der Staaij, Van der Ham, Van Baalen, Peters, Voordewind en Van Gennip over de nieuwe Indiase antibekeringswet. Deze vragen werden ingezonden op 12 oktober 2007 met kenmerk 2070802260.
De minister van Buitenlandse Zaken,
Schuldigen riskeren een gevangenisstraf van ten hoogste twee jaar en/of een boete van maximaal 25.000 rupee (ongeveer 400 euro). Zijn de te bekeren mensen afkomstig uit de groepen Scheduled Castes (lagere kasten) of Scheduled Tribes dan wel vrouwen en minderjarigen, dan lopen de maximum straffen op tot vijf jaar gevangenisstraf en een boete van 50.000 rupee. Iedereen die van geloof wil veranderen heeft de verplichting om dertig dagen van tevoren dit kenbaar te maken bij de districtsautoriteiten op straffe van een maand gevangenisstraf en een boete van 1000 rupee. Een bekering terug naar het oude geloof valt buiten genoemde bepaling. Voorstanders van de wet stellen bekering onder dwang, verlokking en misleiding te willen voorkomen ten behoeve van sociale rust, beteugeling van religieus conflict en het voorkomen van misbruik van de kwetsbare situatie van gemarginaliseerde groepen hindoes, die vatbaar zouden zijn voor de bekeringsactiviteiten van kapitaalkrachtige zendingsorganisaties. Critici menen, dat de wet een ernstige inbreuk is op de vrijheid van godsdienst en een poging langs wettelijke weg van de hindoemeerderheid om evangelisatie door christelijke organisaties te belemmeren. Op zich is evangelisatie als gevolg van deze wet niet strafbaar. De wet verbiedt slechts ongeoorloofd geachte bekeringsactiviteiten. De definiëring van ongeoorloofde bekeringsactiviteiten is niet helder, waar het gaat om begrippen als geweld (in het Engels "force"), "prikkels" ("inducement") en "bedrieglijke middelen" ("fraudulent means"). De hieruit voortkomende interpretatieruimte zou kunnen leiden tot willekeur en intimidatie door kwaadwillenden.
De wet is weliswaar in algemene termen gesteld, maar
bevoordeelt in de
praktijk het hindoeïsme waar het gaat om de bepaling dat een
terugkeer naar het
oude geloof geen administratieve handeling vereist. In de
praktijk werkt de wet
ook intimiderend op hindoes van vooral lage kaste als zij zich
door bekering tot
christendom, islam of boeddhisme willen onttrekken aan kaste-
discriminatie. Het
gaat echter te ver om te stellen, dat deze wet in de praktijk
vooral
hindoe-extremisten vrij spel geeft om ex-hindoes te dwingen tot
het opnieuw
omarmen van het hindoeïsme.
Ook blijkt in de praktijk van andere deelstaten, dat er slechts
sporadisch
een beroep wordt gedaan op dergelijke wetten. Het International
Religious
Freedom Report van de Amerikaanse overheid rapporteert, dat
in 2007 geen enkele
veroordeling is uitgesproken op basis van in kracht zijnde
zogenoemde
antibekeringswetten.
Het thema godsdienstvrijheid staat op de agenda van de mensenrechtendialoog, die de EU met India voert. De kwestie van antibekeringswetten, ook die van Himachal Pradesh, werd in december 2006 besproken. Ik zal er in EU-verband naar streven, dit onderwerp wederom te agenderen voor de volgende dialoog in december.
Nederland zal er tevens binnen de EU voor ijveren dat tijdens
het universeel
periodiek examen van de Mensenrechtenraad aandacht aan het
onderwerp wordt
besteed. India zal in het voorjaar van 2008 het universeel
periodiek examen
ondergaan.
Landelijke
India Werkgroep - 30 oktober 2007 |