SPELEN en SPELLETJES
Voetbal is in Nederland sport nummer 1. Cricket en hockey zijn de lievelingssporten van India. In beide landen doen kinderen spelletjes, zoals knikkeren en touwtje springen. Zwemmen in zee en springen over de golven is ook leuk, maar schaatsen kunnen de meeste Indiase kinderen niet, omdat alleen de hoge bergen van India bedekt zijn met sneeuw en ijs.
Grensspel
Zoek buiten 3 steentjes. Trek met een houtje 2 lijnen op 4 grote stappen afstand van elkaar, ga achter de eerste lijn staan en probeer ieder steentje zo ver mogelijk naar de achterste lijn te gooien. Je mag een ander steentje wegtikken met je eigen steen. Wie het dichtst bij de lijn komt, heeft gewonnen. Gooi je over de lijn, dan telt dat steentje niet mee.
Knipoogje
De groep wordt in 2 delen gesplitst. De ene helft zit in een kring op de grond en de andere groepsleden maken een kring erachter, zodat steeds twee kinderen bij elkaar zijn. Een kind zit en een ander kind staat erachter, met de hand op de rug. Bij één kind van de groep zit niemand voor hem. Hij moet proberen een zittend kind weg te lokken door te knipogen naar de zittende kinderen. De kinderen, die staan, kunnen de kinderen, die zitten, tegenhouden door een hand op hun schouder te leggen als ze zien, dat het kind voor hem of haar gelokt wordt door een knipoog. Lukt het een kind, dat gelokt is, om naar de lege plaats te komen, dan gaat hij staan en de lokker gaat zitten.
Tovenaartje (net zoiets als tikkertje)
Twee kinderen zijn samen de tovenaars. Als zij de andere kinderen tikken, worden deze betoverd: ze blijven stokstijf staan met de benen gepreid. de kinderen die nog vrij zijn, kunnen diegenen die 'betoverd' zijn weer vrijmaken door onder hun gespreide benen door te kruipen. Uitkijken, dat je niet zelf door de tovenaars getikt wordt!
Boter, kaas, eieren
Teken met een stokje in zand of aarde:
Vul in per persoon om en om: X of O. Of gebruik verschillende gekleurde steentjes. Heb je 3 dezelfde op één rij? Je hebt gewonnen!
Blikje trap
Zoek een oud blikje. Iemand uit je groep is de zoeker, de rest mag wegkruipen. eerst moet iemand uit je groep het blikje zo ver mogelijk wegschoppen. De zoeker moet met de ogen dicht naar het blikje lopen. Hij moet het ook weer terugleggen op de beginplek. Gedurende de tijd, dat hij dat doet, kan de rest wegkruipen. Dan mag hij zoeken. Heeft hij iemand gevonden, dan buut hij af bij het blikje. Totdat hij iedereen heeft gezien en afgebuut. De eerst die afgebuut is, is vervolgens de zoeker. Maar als de zoeker ver van de plek van het blikje is, kan iemand anders diegenen, die afgebuut zijn, bevrijden door opnieuw tegen het blikje te schoppen. Dan moet de zoeker opnieuw beginnen.
De vallende bezem
De kinderen zitten in een wijde cirkel. Eén van de kinderen houdt in het midden van de kring een bezem vast. Dan roept hij een naam van een kind. Tegelijkertijd laat hij de bezemsteel los en gaat gauw in de kring zitten. Het geroepen kind moet snel de bezemsteel oppakken, voordat deze de grond raakt. Lukt dat, dan mag hij weer gaan zitten. Het kind, dat de bezemsteel niet snel genoeg vangt, moet weer in het midden staan en de bezem loslaten.