terug
Uit: India Nu 81 (nov-dec 1992)


Taal der Tonen

De klassieke muzikale traditie van India



Klassieke Indiase muziek zal in ons land wel nooit echt populair worden, maar de laatste jaren neemt het aantal concerten dat Indiase musici geven op podia als Soeterijn, de Doelen, Muziekcentrum Vredenburg en Rasa gestaag toe. Vooral in Amsterdam en Utrecht groeit de belangstelling bij het publiek, zo constateerde John Eylers van de Stichting India Muziek onlangs in het Utrechts Nieuwsblad. Satish Sewraj, zelf tablaspeler, geeft een kort overzicht van de (Noord-)Indiase klassieke traditie en bijbehorende terminologie. Een nuttige leidraad voor de (potentiële) concertbezoeker.

De Indiase klassieke muziek kent twee grote tradities, namelijk de Noord-Indiase of Hindustani en de Zuid-Indiase of Karnatische. Beide tradities hebben een gezamenlijke oorsprong. Tussen de dertiende en de zestiende eeuw raken ze echter steeds meer van elkaar vervreemd, met name door de inbreng van uitheemse tradities in Noord-India. De tradities leggen een sterke nadruk op melodie, metriek en ritmiek, maar verschillen van elkaar in de uitvoering ervan. Dit stuk gaat alleen in op de Noordindiase traditie [die meestal op de Nederlandse podia te horen is, red], uitgezonderd die van dans.

Men onderscheidt vier onderdelen in de klassieke traditie: zang, melodische instrumentale muziek, ritmische instrumentale muziek en dans. Alle onderdelen hebben hun oorsprong in de religie en kregen een sterke stimulans door de praktijk van het musiceren in tempels en aan vorstenhoven. De geschiedenis van de Indiase klassieke traditie kent drie perioden. Ten eerste de oude tijd (tot de dertiende eeuw), waarvan slechts teksten en iconografische resten zijn overgebleven. Daarna volgden de middeleeuwen (dertiende tot zestiende eeuw) waarin de basis werd gelegd voor de twee grote tradities, welke in de nieuwe tijd (vanaf de zestiende eeuw) definitief uit elkaar zouden groeien door het ontstaan van nieuwe muziektheorieën. In deze periode ontstonden ook de muziekscholen.


Ladders, maatsoorten, instrumenten

Een Indiase toonladder bestaat uit tonen die een contextuele positie hebben, afhankelijk van de melodische structuur of Raga. De intervallen volgen een specifieke lijn, die met ornamenten en motieven verfraaid wordt. Er is een aantal hoofdgenres te onderscheiden: de Dhruvapada, een plechtig lied met een religieus, heroïsch of lofprijzend karakter, de Khyal, een liefdeslied met een religieus of profaan karakter en de Thumri, een liefdeslied met een zoet-romantisch karakter.
Het tempo of Laya van de muziek kent drie gradaties: langzaam, medium (twee keer langzaam) en snel (twee keer medium).
De Indiase ritmiek werkt met cycli van een aantal slagen met specifiek accenten. Een standaard ritmische cyclus heet een Tata. Wanneer een slag een specifieke drumklank vraagt, noem men

de (fretloze) sarod
dat een 'Tekha' of standaard ritmische compositie.
De eerste slag in de cyclus heeft bijna altijd de nadruk en is daarmee de belangrijkste slag. Sommige Indiase standaardcompositieszijn te herkennen als drie- en vierkwartsmaten.
Er zijn echter ook vijfkwarts-, zevenkwarts-, negenkwarts-, elfkwartsmaten, etcetera.
De Indiase instrumenten zijn in te delen in vier groepen: de snaarinstrumenten, waaronder de Sitar en Sarod, de blaasinstrumenten, zoals bamboefluit en Shehnai, de slaginstrumenten, bijvoorbeeld Tabla en Phakhavaj en de ideofonen, o.m. cymbalen en gongen.


de shehnai

de tabla
Het Indiase klassieke dansdrama of Natya tenslotte kent twee aspecten, namelijk Nritta of abstracte patronen van bewegingen gepaard aan ritmiek en Nritya of mime, waarin gevoelens en stemmingen uitgedrukt worden via Abhinaya of specifieke expressievormen.


Van vader op zoon

Traditie is heel belangrijk in de Indiase muziek, die haar voortbestaan dankt aan de over het gehele land verspreide traditionele muziekscholen. Binnen de scholen speelt de Guru of leermeester een belangrijke rol. Slechts via hem vindt de overdracht plaats. Na een lange, zware trainingsstage, vooraf gegaan door een initiatierite, mag men zich muzikant of danser in een bepaalde traditie noemen. Dit schept uiteraard verplichtingen, zoals het zorgdragen voor verdere overdracht, het liefst binnen de eigen familie. Binnen de Indiase klassieke traditie zijn de regionale familiescholen dan ook van cruciaal belang. Wanneer een vooraanstaand musicus of danser kinderloos sterft, dan sterft daarmee een (familie)traditie uit. Dit is de afgelopen eeuw bij een aantal belangrijke familiescholen gebeurd. Er is nu gelukkig weer sprake van een opleving van de Indiase klassieke muziek, dankzij pionierswerk van met name de sitarvirtuoos Ravi Shankar en zijn leerlingen.

Satish Sewraj




begin document

tijdschrift India Nu

HOME Landelijke India Werkgroep

Landelijke India Werkgroep - 14 juli 2008