De Sikhgemeenschap in Londen eist gerechtigheid voor '1984' in Hydepark, Londen, juni 2004 >>
terug
Uit: India Nu 159 (jan-feb 2006)








Tiende onderzoeksrapport anti-Sikhgeweld 1984

Politieke schuldvraag blijft buiten beschouwing


Ik buig mijn hoofd uit schaamte voor wat er gebeurd is. Dit zijn de woorden die premier Manmohan Singh het parlement toesprak na het verschijnen van het onderzoeksrapport over de anti-Sikhrellen van 1984. Het 339 pagina's tellende rapport van de commissie Nanavati werd in augustus 2005 aan het Indiase parlement gepresenteerd, en is daarmee alweer het tiende onderzoeksrapport naar de toedracht van de bloedige rellen van 1984. Ondanks de diplomatieke en nobele woorden van premier Singh overheerst teleurstelling en kritiek bij de slachtoffers en nabestaanden van de getroffen Sikhgemeenschap.

In 2000 installeerde de regerende partij BJP onder leiding van Atal Behari Vajpayee de tiende onderzoekscommissie naar de toedracht van het geweld tegen Sikhs in 1984. Eerdere commissies bleken niet in staat met bewijzen te komen tegen de toenmalige leiders van de Congrespartij, die beschuldigd zijn van betrokkenheid bij de rellen. De Sikhs blijven er echter van overtuigd dat de toenmalige politieke leiders wel degelijk betrokken zijn geweest bij de rellen. De BJP - niet afkerig van oprakelen van schandalen rond zijn rivaal de Congrespartij - stelde daarom opnieuw een onderzoekscommissie aan onder leiding van voormalig lid van het Indiase Hooggerechtshof, G.T. Nanavati. Nanavati beloofde binnen zes maanden met zijn bevindingen te komen, maar pas in februari 2005 was het rapport klaar.


  Grove nalatigheid

Het nieuwe onderzoeksrapport van Nanavati stelt dat leger en politie - ondanks het instellen van een avondklok, massale aanwezigheid in en om de hoofdstad en het verbieden van samenkomsten
« Enerzijds neemt de Congrespartij het rapport openlijk serieus, anderzijds blijven de echte kopstukken buiten schot om de partij niet verder in verlegenheid te brengen »
van meer dan vier personen - passief toekeken tijdens het geweld tegen Sikhs en de situatie niet onder controle hadden. De commissie beziet dat als grove nalatigheid. Ondanks deze harde bewoordingen zijn vele Sikhs ervan overtuigd dat de situatie nog veel erger was dan enkel een kwestie van grove nalatigheid. De Indiase politie zou zich meerdere keren ook actief tegen Sikhs hebben gekeerd die zich probeerden te verdedigen tegen aanvallen van menigten of die probeerden te vluchten. Deze partijdigheid van leger en politie voor de hindoemeerderheid bij rellen met een religieuze achtergrond, is vaker onderwerp van zware discussie geweest. In december 1992 en januari 1993 bijvoorbeeld, ontstonden gewelddadige rellen tussen hindoes en moslims na de verwoesting van de Babri Mashid moskee in Ayodhya. De Indiase politie en het leger zouden destijds


Onverwerkt verleden

De toenadering op landelijk niveau ten spijt, het gewelddadige verleden is voor alle betrokkenen van de anti-Sikhrellen van 1984 een trauma dat nog steeds het dagelijks leven beïnvloedt op alle mogelijke manieren. Voor de overlevenden van het geweld brengt elk nieuwsbericht - zoals de verschijning van bovenstaand onderzoeksrapport - herbelevingen van de traumatische gebeurtenissen met zich mee. Psychische en lichamelijke trauma's hebben veel overlevenden belemmerd te werken waardoor zij in armoede en sociaal isolement geraakten. Voor de nabestaanden van de slachtoffers blijft het gemis en de woede over het uitblijven van gerechtigheid en erkenning. Kinderen van slachtoffers hebben door financiële problemen geen of minder onderwijs kunnen volgen als gevolg van de rellen van 1984. Deze kinderen hebben - hoewel zij het geweld zelf niet hebben meegemaakt - ook psychische schade opgelopen door de rellen. In de eerste jaren na 1984 deden zij er namelijk beter aan hun Sikh-achtergrond geheim te houden omdat zij anders geen werk zouden kunnen krijgen. Veel overlevenden en hun familie zijn in Delhi blijven wonen maar hebben nooit teruggedurfd naarde buurt waar hun naasten werden vermoord en hun bezittingen vernietigd. Hun huizen werden ingenomen door vreemden. Een onopgemerkte groep van mensen die nog dagelijks met de rellen te maken hebben zijn de daders en hun familie. De weinige mensen die daadwerkelijk veroordeeld zijn wegens hun deelname aan het geweld verkeren in de permanente onzekerheid ofhun (dood)straf wel of niet definitief omgezet zal worden in levenslang. Bovendien hangt hen die niet veroordeeld zijn nog altijd wraak boven het hoofd van overlevenden of hun familie. Die onzekerheid, evenals de 'smet' van de betrokkenheid bij de rellen, treft ook hun familieleden en kinderen.

Zie de rubriek 'India Toen' hieronder voor meer informatie over de anti-Sikhrellen van 1984
duidelijk partij hebben gekozen voor de hindoes. Dit keer waren het politici van de BJP die door moslims werden beschuldigd van grove nalatigheid en zelfs betrokkenheid bij en aanzet tot de rellen.
Het rapport van Nanavati stelt in het geval van de Sikhs echter dat er geen hard bewijs is gevonden voor de beschuldigingen van Sikhs dat leger en politie zich actief tegen hen zou hebben gekeerd. Ook de rol van de politici die destijds aan de macht waren werd onderzocht. Het rapport noemt enkele namen van (voormalige) leiders van de Congrespartij over wie 'geloofwaardig bewijs' is gevonden van betrokkenheid bij het organiseren van, en aanzetten tot, geweld tegen Sikhs in de dagen na de moord op Indira Gandhi. Een van hen is Jagdish Tytler, die op het moment van verschijnen van het rapport in de regering van Manmohan Singh minister voor in het buitenland wonende Indiërs is. Hij dient na verschijnen van het rapport zijn ontslag in 'om zijn naam te kunnen zuiveren en om zijn partij niet in diskrediet te brengen'. Een andere naam die in het rapport staat, is die van parlementslid voor de Congrespartij Sajjan Kumar. Hij werd in 2002 voor een rechtbank in Delhi vrijgesproken van het organiseren en leiden van geweld tegen Sikhs wegens gebrek aan bewijs. Ook hij diende zijn ontslag in na verschijnen van het rapport. Nanavati stelt dat verder onderzoek naar de rol van deze en andere met naam genoemde Congrespolitici noodzakelijk is. Of het daarbij zal komen tot strafzaken, staat nog te bezien.


  Doofpot

Het is niet uniek dat de politieke top buiten schot blijft bij ernstige verdenkingen van betrokkenheid bij het organiseren van geweld. Na het anti-moslimgeweld in 1992-1993 zijn de betrokken politieke leiders (van de BJP) nooit veroordeeld voor hun rol in het geweld. De moslimleiders die in deze periodes bij geweld betrokken waren zijn echter gedood of gevangengezet, zoals dat ook met de leiders van de militante Sikhs is gebeurd in en na 1984. Voor velen doet dit afbreuk aan de geloofwaardigheid van het rapport en van het Indiase rechtssysteem in het algemeen. De politieke beschuldigingen van Sikhs gaan echter naar nog veel hoger geplaatste Congresleiders. Over deze personen zegt de commissie dat er 'absoluut geen bewijs' is gevonden over hun betrokkenheid bij aanzetten tot of organiseren van geweld. Maar hoe zit het eigenlijk met de rol van Rajiv Gandhi? Hij zou wraak hebben gewild voor de moord op zijn moeder en het geweld enige dagen bewust hebben toegelaten, zo niet aangemoedigd via zijn ondergeschikten. En waar was bijvoorbeeld Narasimha Rao - later premier van India - die in 1984 minister van binnenlandse zaken was voor de Congrespartij. Hij liet zich nauwelijks zien ten tijde van het geweld, stelde niet alles in het werk om het geweld te stoppen, en liet het mogelijk bewust doorgaan. Het is te laat hen alsnog te verhoren, want ze zijn allebei overleden. Bovendien geldt de familie Gandhi nog altijd als min of meer onaantastbaar vanwege hun prominente rol in de onafhankelijkheidswording van India. Volgens Sikhs is het rapport weer een van de vele pogingen van de Congrespartij de zaak in de doofpot te stoppen. Diverse Indiase kranten ondersteunen die gedachte. Het rapport komt uit terwijl de Congres partij de regering leidt. De commissie is wel ingesteld onder leiding van de BJP maar de Congrespartij zou in de huidige regeerperiode de inhoud van het rapport beïnvloed hebben ten gunste van zichzelf. Enerzijds neemt de Congres partij het rapport openlijk serieus en 'offert' de partij enkele politieke leiders om daadkracht te tonen. Anderzijds blijven de echte kopstukken buiten schot om de partij niet verder in verlegenheid te brengen.


  Toenadering

Wat blijft, is de overtuiging bij veel Sikhs dat de top van de Congrespartij in 1984 direct betrokken was bij het organiseren van het geweld. Het rapport neemt van die overtuiging niets weg. Een eventuele oplossing zou kunnen liggen in een waarheids- en verzoeningscommissie, zoals die in Zuid-Afrika na de apartheid werd geïnstalleerd. Het is echter zeer de vraag of de Congrespartij erin zal toestemmen dat zo'n commissie er wel komt voor het geweld in 1984 en niet voor andere (recente) geweldsuitbarstingen waarbij de BJP en andere hindoepartijen betrokken waren. Daarnaast is het twijfelachtig of - als zo'n commissie er eenmaal is - die erin zal slagen daadwerkelijk de waarheid boven tafel te krijgen omdat de partijbelangen om de naam zuiver te houden enorm zijn. Tot expliciete schuldbekentenissen van partijleiders, als die nog in leven zijn, zal het naar alle waarschijnlijkheid niet meer komen. Omkoping of afpersing van getuigen zal aanvoeren van bewijzen bemoeilijken. De nabestaanden van slachtoffers zullen zich dan ook tevreden moeten stellen met de gebaren van goede wil naar de Sikhs vanuit de Congrespartij (zoals de 160 miljoen dollar die de Indiase regering in december 2005 toezegde aan Sikhs als schadevergoeding). Intussen lijkt de tijd de wonden enigszins te helen. Bij recente verkiezingen hebben meer Sikhs voor de Congrespartij gestemd dan voor de lokale Akali Dal partij. Sonia Gandhi heeft diverse bezoeken gebracht aan gurudwara's (heilige plaatsen van Sikhs) en zich daar publiekelijk - mede namens haar vermoorde man Rajiv Gandhi - verontschuldigd voor het geweld in 1984. En de huidige Indiase regering wordt geleid door Congresleider Manmohan Singh, een Sikh notabene.

xxx


India
Toen


Op 1 november 1984 stormt een woedende en gewapende massa de buitenwijken van Delhi door. Zij zijn op zoek naar Sikhs. Iedere Sikh die wordt aangetroffen is zijn leven niet zeker. Zij worden in brand gestoken, aan messen geregen, aan stukken gereten. Kinderen worden onthoofd, vrouwen verkracht. In vier dagen tijd worden meer dan drieduizend Sikhs vermoord. De Indiase regering hield zich stil en greep niet in.

De Sikh Kristallnacht

De Sikh bevolking van India is sinds de onafhankelijkheid geconcentreerd in de huidige deelstaat Punjab, waar zij meer dan de helft van de bevolking uitmaakt. De vruchtbare Punjab groeide in de jaren zeventig uit tot India's meest welvarende deelstaat. Punjab betaalde naar verhouding veel belasting maar zag daar in de ogen van veel Sikhs echter weinig voor terug. Daarnaast werd de Sikh religie, tot woede van vele Sikhs, in de Indiase grondwet niet erkend als onafhankelijke religie. Deze onvrede zette een kleine groep Sikhs in de jaren zeventig aan tot radicalisering. Sikh militanten eisten dat Punjab een onafhankelijke staat zou worden met de naam Khalistan. De spanning tussen de militanten en de Indiase overheid loopt in de jaren zeventig en tachtig verder op. Het aantal militante Sikhs groeit en er worden aanslagen gepleegd op publieke doelen. De politieke beweging van de Sikhs, de Akali Dal, verklaart in 1982 de Heilige Oorlog aan een ieder die Khalistan niet wil erkennen. De regerende Congrespartij ziet zich genoodzaakt hard op te treden. De situatie escaleert als militante Sikhs de Gouden Tempel - het belangrijkste heiligdom van de Sikhgemeenschap - in Amritsar bezetten en onafhankelijkheid van Punjab eisen.

In eerste instantie hoopt Delhi nog op een diplomatieke oplossing. Het parlement gaat akkoord met een grondwetswijziging die onafhankelijkheid van de Sikh religie mogelijk maakt. Gematigde Sikhs van de Akali Dal partij zijn verheugd met deze stap, maar militante Sikhs zijn niet onder de indruk. Zij weigeren de bezetting van de Gouden Tempel te beëindigen. Premier Indira Gandhi gelast daarop 'Operatie Blue Star' met als doel de bezetting te stoppen en de militanten te arresteren. Operatie Blue Star begint op 6 juni 1984 en duurt twee dagen. Het Indiase leger bestormt de Gouden Tempel en verdrijft de miltanten op gewelddadige wijze uit de Gouden Tempel. Schattingen over het aantal doden variëren van honderden tot duizenden. De lijken bleken echter niet alleen van militante Sikhs (onder andere van de militante leider Bhindranwale), maar ook van veel gewone Sikh pelgrims. Dit zet kwaad bloed bij gematigde Sikhs die zich tegen de regering keren en zich vervolgens achter de militanten scharen.

Militante Sikhs nemen datzelfde jaar nog wraak. Op 31 oktober wordt premier Indira Gandhi door twee van haar Sikh lijfwachten doodgeschoten. In de daaropvolgende dagen koelen niet-Sikhs in het hele land, maar vooral in Delhi, hun woede op iedere Sikh die zij maar kunnen vinden. De afschuwelijkste gewelddadigheden doen zich voor. Kinderen worden onthoofd, vrouwen verkracht en vermoord, lijken aan stukken gereten. Bloed kleurt de straten van Delhi rood. Ruim drieduizend Sikhs komen om en 35.000 Sikhs vluchten naar opvangkampen in en om de hoofdstad. De Indiase regering hield zich opvallend stil gedurende deze vier bloedige dagen. Sikhs zijn er van overtuigd dat de politieke leiders van Indira Gandhi's Congrespartij betrokken zijn geweest bij aanzetten tot - en het organiseren van - het grootschalige geweld tegen de Sikhs. Er gingen geruchten dat de lokale afdelingen van de Congrespartij zelfs hun kieslijsten gebruikten om de Sikh families te kunnen lokaliseren. In de daarop volgende decennia onderzoeken diverse commissies de mogelijke betrokkenheid van politici, leger en politie bij het geweld tegen de Sikhs, maar zij kunnen geen harde bewijzen vinden tegen de beschuldigde politieke leiders.

xxx


Meer informatie over het anti-Sikhgeweld en het onderzoeksrapport vindt u op:

terug
HOME Landelijke India Werkgroep
tijdschrift INDIA NU
Landelijke India Werkgroep - 7 maart 2006