terug
Uit: India Nu 142 (mrt-apr 2003)



Reisverhaal

Pelgrimage naar het huis van de goden


'0 Heer Badri Nath, Redder van de Wereld, gij zijt verfraaid door de tempel van sneeuw, en prachtig gelegen nabij de Heilige Ganges waar de koele bries waait.' Dit is de aanhef van een hymne voor Shri Badrinath, de Heer van de Himalayas. Shiva, Vishnu en Brahma aanbaden hem. De vele duizenden pelgrims die jaarlijks het gelijknamige plaatsje in Uttaranchal bezoeken, doen hen dat na. Een reisimpressie van xxx.

Te voet en tegenwoordig per bus trekken hele dorpen gezamenlijk naar de noordelijke regionen van wat tot 1999 Uttar Pradesh was om de 'Char Dham' te voltooien: een pelgrimage naar de bronnen van de Yamuna (Yamnotri), de Ganges (Gayatri) en de verblijfplaatsen van Shri Kedar Nath (Kedarnath) en Shri Badri Nath (Badrinath). Nog niet zo heel lang geleden, minder dan een mensenleven, was dit een uitputtende reis door zeer onherbergzaam gebied.

Een heilige, Baba Kali Kamli ('de man met de zwarte deken'), vestigde in die dagen langs de routes een netwerk van spartaanse onderkomens. Om de tien kilometer konden pelgrims eten en overnachten. Het netwerk draaide geheel op vrijwillige donaties. Van de pelgrims, maar ook van mensen die zelf nog nooit naar het berggebied waren gekomen, maar slechts via via hadden gehoord van het netwerk - vaak mensen uit het sterk hindoeïstische Zuid-India, of vips die onder de indruk waren van het werk van Baba Kali Kamli. De laatste decennia zijn er wegen gekomen en daarmee vele bussen en auto's. Maar makkelijk is het ook nu nog niet. Vaak wordt het verkeer gehinderd door moessonregen, sneeuw, lawines en aardverschuivingen. Vijf maanden per jaar zijn de wegen onbegaanbaar door sneeuwval. Daarna volgt telkens moeizaam herstel.


  Stof happen

Hier en daar zie je sadhus, heilige mannen, langs de weg lopen. Hun weinige bezittingen samengepakt in een doek en aan een stok gebonden. Zij zijn de enigen hier die nog te voet komen. Verder is het een non-stop komen encgaan van bussen, trucks, auto's en terreinwagens. De inzittenden hiervan hebben haast, want ze doen vaak de hele Char Dham (de vier heilige plaatsen) in tien dagen, en dat is niet niks. Een busrit naar de volgende bestemming neemt al snel tien tot twaalf uur in beslag. Daarna rest meestal nog een lange wandeling naar het hart van de pelgrimsplaats. De buschauffeurs doen wat hun passagiers van hen verwachten: links-rechts inhalend op smalle wegen, de hand van de chauffeur geen moment los van de toeter, razend langs het randje van een diepe afgrond.

Voor de sadhus rest het stofhappen in het kielzog van het voorbij hobbelende verkeerspeloton. Zij lijken het oude India te vertegenwoordigen, dwars tegen de 'vooruitgang' in. Toch is dit schijn. De modernisering en de opkomst van de nieuwe middenklasse in dit land betekent niet de dood van de religie. Ook het nieuwe India blijft op pelgrimage gaan. In groten getale. Maar dan wel zonder daarbij meer te lopen dan strikt nodig.


  Onmiskenbare revolutie

Langs de routes naar de pelgrimsoorden zijn de meeste onderkomens van Baba Kali Kamli inmiddels afgebroken. Hoewel zijn ashram in Badrinath nog bestaat, zijn de oude dharamsala's (slaapvertrekken voor pelgrims) vervangen door particulier onderdak. Restaurants doen goede zaken met de pelgrims, die meer te besteden hebben dan vroeger. Grotere restaurants voeren op hun kaart, naast standaardmaattijden van rijst, linzen en groente, ook Zuid-Indiase specialiteiten. Alles uitsluitend vegetarisch: vlees is verboden in Badrinath. Op weg naar de tempel komt men langs talloze winkeltjes die offerandes en religieuze souvenirs verkopen om achterblijvers bij terugkeer te kunnen verwennen met gezegende kralen, koordjes en wierook. Er is elektriciteit, radio, televisie; zij het met horten en stoten en lange onderbrekingen.

In de buurt van de tempel hebben sadhus en bedelaars postgevat. Ze vragen om aalmoezen en krijgen van veel pelgrims geld. Meestal niet meer dan een paar paise, maar met zo'n stroom pelgrims loont het om daar te gaan zitten. Tussen de bedelaars en sadhus, die soms moeilijk van elkaar te onderscheiden zijn, in zitten geldwisselaars. Tegen een geringe vergoeding ruilen zij bankbiljetten voor muntjes: daarmee kun je als pelgrim veel geven voor weinig geld. Uiterlijk heeft Badrinath de laatste tien jaar onmiskenbaar een revolutie beleefd. Toch blijft de pelgrimage zelf, de religieuze beleving ervan, onveranderd belangrijk.


  Iets in de grond

De meeste pelgrims arriveren laat in de middag, gaan voor dag en dauw naar de tempel voor hun gebeden en de zegening door een tempelpriester, waarna ze hun bus opzoeken voor de tocht naar het volgende pelgrimsoord. Ondanks de haast, hechten ze zonder uitzondering grote waarde aan de gebeden en de zegeningen op juist deze plaats. Maar waarom?

Vragen waar pelgrims nu precies voor komen, betekent meestal een lang verhaal; moeilijk te volgen en vol abstracte begrippen. Mensen maken de lange reis, waar vandaan dan ook, om Vishnu te vereren of om steun te vragen voor het overwinnen van moeilijke tijden en problemen van allerlei aard. Dit is de meest simpele weergave van wat mensen vertellen over de reden van hun bezoek. Sommigen gaan dieper in op de aard van hun problemen. Anderen komen simpelweg naar Badrinath 'om de god te vereren'. Weer anderen verspillen geen moeite het precies uit te leggen. 'Het is niet in woorden uit te drukken', zeggen ze. Net zomin als wat Vishnu doet, of waarom Badrinath zo speciaal is. Er zit iets in de grond. Goddelijke kracht. En dat voelen deze pelgrims, hoe ondefinieerbaar het ook is.

Volgens de Puranas (oude hindoegeschriften) vertoefde Vishnu aan de rand van een meer, terwijl godin Lakshmi zijn voeten masseerde. Toen een wijze, Narad, dit zag, vroeg hij Vishnu hoe hij kon toegeven aan lichamelijke genoegens. Goden moesten toch het goede voorbeeld geven aan de mensen? Beschaamd stuurde Vishnu Lakshmi weg en vertrok zelf naar de Himalaya. Hij leefde ervan badri (bessen) en mediteerde er vele jaren. Lakshmi vond hem hoog in de bergen terug, en vroeg hem zijn oude, niet-meditatieve vorm weer aan te nemen. Dat deed hij, op voorwaarde dat het gebied altijd een plaats van meditatie zou blijven. Vrij van aardse genoegens. Aldus geschiedde.


  Op volle toeren

Mensen die de tempel betreden, worden geacht er vooraf voor gezorgd te hebben dat ze rein zijn. Niets eten of drinken, zich grondig wassen, en niet aangeraakt worden door een ander, mogelijk onrein, persoon. Men is alleen dan zuiver voor god Vishnu. Vlakbij de tempel liggen wasgelegenheden, deels afgeschermd, met warm water uit natuurlijke bronnen. Binnen spatten mensen elkaar nat en gieren ze het uit van het lachen. In het kleine tempelcomplex is het vooral vroeg in de ochtend heel druk. Priesters draaien op volle toeren om alle pelgrims te zegenen. Een hoop geduw en ander zenuwachtig gedoe van tempelfunctionarissen houdt de vaart er in. Het belangrijke moment van zegening door de priester en de blik op het beeld van god Vishnu is zo voorbij. Als je achteraf aan pelgrims vraagt hoe het was binnen in de tempel, spreekt men in superlatieven. Mensen voelden de nabijheid van Vishnu. Iemand zegt veel kracht te putten uit het bezoek. Een ander voelt zich een ander mens. Hier moet je in opgegroeid zijn om dat te voelen - zoveel is duidelijk.


"Mijn blik blijft gericht op de top van de Neelkanth, een voor stervelingen haast onneembare burcht."


  Neelkanth

Voor een laaglander die wel interesse heeft in hindoeïsme, maar er geen persoonlijke beleving bij heeft, is de omgeving indrukwekkender dan Badrinath zelf. Badrinath ligt op ruim 3100 meter hoogte en er omheen schieten witte toppen omhoog tot bijna 7000 meter. Achter de tempel begint een dal dat omhoogvoert naar de voet van de Neelkanth, een 6957 meter hoge berg. Door de haast van de georganiseerde pelgrimages, komt er zelden iemand in dit dal.

Afgezien van wat vee, en enkele hutjes van hout, keien en plastic lappen waarin gedrogeerde sadhus huizen, is het dal uitgestorven. Adelaren suizen door de lucht en loeren op hun prooi. Kleine bloemetjes en planten. Dauwdruppels op de punt van bladeren. De zon die boven een bergkam uitkomt en alles als bij toverslag verandert met haar licht. Het is prachtig. Een slingerend, verlaten pad eindigt op een vlakte. Een stroompje wijst naar zijn bron, een gletsjer op de flanken van de Neelkanth. Om de gletsjerrand te bereiken, is het klauteren geblazen. Anderhalf uur lang, over keien en rotsblokken. Uit mijn ooghoeken houd ik de snel veranderende wolken in de gaten, maar mijn blik blijft gericht op de top van de Neelkanth, een voor stervelingen haast onneembare burcht, ruim 2500 meter boven de gletsjerrand waar ik me bevind. Hindoes noemen de Himalayas de woonplaats van de goden. Geen wonder.

xxx
(tekst en foto's)


terug
HOME Landelijke India Werkgroep
tijdschrift INDIA NU
Landelijke India Werkgroep - 3 januari 2005