De economische macht van
India in de wereld neemt toe.
Indiase overnames van westerse
ondernemingen zijn geen
uitzondering meer. Zo kocht het
Serum Institute of India in 2012
het Nederlands Vaccin Instituut
(NVI) van de Nederlandse overheid
en doopte het om tot Bilthoven
Biologicals. India Nu vroeg
commercieel directeur Vincent
Franssen naar het waarom en hoe.
In de jaren zestig en zeventig van de vorige eeuw
richtten westerse farmaceutische bedrijven zich
meer op genezing dan op preventie van ziektes.
Voor vaccinatieprogramma’s moest de overheid
zelf actief vaccins ontwikkelen en produceren. In Nederland
gebeurde dat bij een onderdeel van het Rijksinstituut voor
Volksgezondheid en Milieu (RIVM), het Nederlands Vaccin
Instituut (NVI) in Bilthoven. Het Instituut produceerde onder
andere vaccins tegen tetanus, difterie en polio; in 2012
had het ruim 200 werknemers en een productiecapaciteit
van ruim 20 miljoen doses vaccin per jaar.
Al in de jaren zeventig was een Indiër aan de poort van
het NVI verschenen: Cyrus Poonawalla, een jonge ondernemer met interesse voor de Nederlandse knowhow op
het gebied van vaccinaties en immunologie. In de jaren
daarna onderhield zijn bedrijf, het Serum Institute of India,
handelsbetrekkingen met het NVI. Veertig jaar later
stond Poonawalla, inmiddels onderscheiden met de hoge
Indiase Padma Shri prijs vanwege zijn bijdrage aan de geneeskunde,
weer bij het NVI op de stoep. Het instituut
bezat technologie en expertise met betrekking tot een
injecteerbaar poliovaccin waarover slechts drie andere
producenten ter wereld beschikten; bovendien kon het
NVI het Indiase bedrijf toegang geven tot de Europese
en Amerikaanse markt. Poonawalla’s belangstelling viel in
vruchtbare aarde bij de Nederlandse overheid. Die wilde de opgebouwde kennis van vaccinaties en ziektepreventie
graag beschikbaar stellen aan landen
die daar baat bij konden hebben. En waarschijnlijk
was de opbrengst van de verkoop niet onwelkom
in de Nederlandse schatkist. De ondernemende
Poonawalla en het NVI vonden elkaar, en het NVI
werd Bilthoven Biologicals.
Grote klanten
Commercieel directeur van Bilthoven Biologicals
Vincent Franssen noemt Poonawalla een ‘innoverende
en succesvolle ondernemer’. Volgens Forbes
behoort hij in 2014 tot de tien rijkste mensen
van India. Maar zijn bedrijfsplan lijkt anders dan
dat van veel andere bedrijven die zich richten op
vaccinaties. Het door Poonawalla in 1966 met zijn
broer Zavary in de Indiase stad Pune opgerichte
Serum Institute of India wil door grote volumes en
lage prijzen ook de armere bevolking van India en
de rest van de wereld toegang geven tot vaccins.
Zo verlaagden het Serum Institute en Bilthoven
Biologicals onlangs gezamenlijk voor Unicef de
prijs voor het poliovaccin IPV, wat resulteerde in
een wereldwijde prijsdaling. Op de vraag of Poonawalla
een filantroop is, zegt Franssen: ‘Nee. Hij is
een ondernemer die geld verdient, maar met goede
intenties. Zonder zijn inspanningen om kosten
en prijzen laag te houden, zou 60 procent van de
kinderen in armere landen niet gevaccineerd kunnen
worden. Wat dat betreft lijkt hij op Bill Gates,
met wie Poonawalla bevriend is.’
In volume is het Serum Institute of India een van
de grootste vaccinproducenten ter wereld. Maar
dat zie je niet terug in omzet en winst, omdat men

Vincent Franssen (foto: auteur) |
|
de winstmarge laag houdt ten gunste van de prijs.
Het bedrijf ziet ook af van grote, dure advertentiecampagnes
gericht op individuele klanten. Het Serum Institute of
India heeft directe kanalen naar grote klanten. In India is
de overheid de belangrijkste daarvan, in veel andere nietwesterse
landen is dat Unicef, dat vaak een leidende rol
heeft bij vaccinatieprogramma’s.
Hands on
Volgens Franssen is Poonawalla ook een echte ambachtsman.
Bij de uitbreiding van Bilthoven Biologicals in 2013
– al een jaar na de overname door het Serum Institute of
India – kwam Poonawalla naar Nederland. ‘Hij bekeek de
nieuwe installatie, betastte her en der apparatuur, inspecteerde
buizen en had meteen scherpe opmerkingen over
dingen die anders konden. Letterlijk iemand van hands on,’
aldus Franssen.
De overname verliep anders dan in Nederland gebruikelijk
is, zegt hij. ‘Naar mijn ervaring moet een overgenomen bedrijf
zich doorgaans voegen naar de bedrijfscultuur van het
nieuwe moederconcern. Maar Poonawalla bleek niet de behoefte
te hebben Nederlanders te laten werken en denken
zoals hij dat zelf gewend is. Hij respecteert cultuurverschillen,
omdat hij zijn leven lang al de wereld door reist en er
vertrouwd mee is dat men in verschillende landen verschillend
werkt.’ Het zorgde voor een soepele overname.
Hiërarchie
Aan de andere kant vindt Franssen sommige zaken ingewikkeld.
Af en toe heeft hij in India bijeenkomsten met
mensen van het Serum Institute. Daar zit geen vaste regelmaat
in, de bijeenkomsten vinden plaats als iemand
dat nodig vindt. ‘Het is dan altijd maar afwachten of de
mensen die je verwacht, ook daadwerkelijk verschijnen. Er
is ook geen vaste overlegstructuur. Degene die het hoogst
in de hiërarchie staat, bepaalt de agenda van de bijeenkomst
en het verloop van de vergadering.’ Niemand die
daar wat van zal zeggen, want loyaliteit staat hoog in het
vaandel bij een Indiaas familiebedrijf als het Serum Institute.
Maar Franssen vindt dat je in het bedrijfsleven moet
durven schakelen. ‘Als Poonawalla culturele verschillen
accepteert, moet men ook aan Nederlandse kant een open
houding kunnen hebben. Ook als dat in strijd is met eigen
ideeën over bijvoorbeeld gelijkwaardigheid. Dan ontwikkel
je een basis om van elkaar te leren.’