terug
Uit: India Nieuwsbrief 42 (mei-jun 1986)



Anderhalf jaar Rajiv

Moslimvrouwen door Rajiv teruggezet



In april 1985 kwamen in New Delhi vertegenwoordigers van meer dan 70 landen uit de Derde Wereld bijeen om de naderende Nairobi-conferentie voor te bereiden. Op dit seminar "Vrouwen Ontwikkeling" was Rajiv Gandhi één van de gastsprekers. Hij zei toen dat de positie van vrouwen in ieder land als een graadmeter voor de ontwikkeling beschouwd zou kunnen worden. Hij konstateerde dat vrouwen overal ter wereld nog steeds achtergesteld worden in de wetgeving en dat de diskriminerende bepalingen voortkomen uit de eeuwenlange heerschappij van mannen. Hij pleitte

Shah Bano
voor hervormingen in het rechtsstelsel en gelijkberechtiging van vrouwen: "Iedereen moet vechten tegen diskriminatie op basis van sekse".
Deze mooie woorden klonken als muziek in de oren van degenen die al jarenlang de slechte rechtspositie van vrouwen in India aan de kaak proberen te stellen. Maar wat doet Rajiv nu zelf in het land dat hij vooruit wil helpen naar de 21ste eeuw? Hij dient een wetsvoorstel in dat alle moslimvrouwen voortaan uitsluit van het recht op alimentatie in geval van echtscheiding, d.w.z. van de bepalingen vervat in artikel 125 van het strafwetboek. Met dit wetsvoorstel komt Rajiv uit partijpolitieke overwegingen tegemoet aan de wensen van orthodoxe moslimleiders en draait daarbij de klok voor moslimvrouwen zelfs terug.

In India bestaat een tamelijk ingewikkelde rechtssituatie die dit wetsvoorstel er bepaald niet overzichtelijker op maakt. De staat erkent het eigen familie- en vermogensrecht van verschillende groeperingen zoals hindoes, moslims, christenen, sikhs, parsi's en tribalen. Daarom worden vraagstukken met betrekking tot huwelijk, echtscheiding, erfenissen en kinderverzorging op verschillende manieren behandeld. Daarnaast bestaat er voor strafrechtelijke zaken een rechtspraak die voor alle groeperingen hetzelfde is. Artikel 125 van dit strafrecht verplicht iedere man die over voldoende middelen beschikt, om zijn echtgenote te onderhouden. Daarbij is de bepaling opgenomen dat onder "echtgenote" ook de vrouw wordt verstaan die van hem gescheiden is. Wanneer de man weigert om alimentatie te betalen en de vrouw zelf onbemiddeld is, dan kan hij door de rechter gedwongen worden om zijn gewezen echtgenote Rs. 500 per maand te betalen. Ooit is dit artikel in het wetboek van strafrecht opgenomen, misschien niet zozeer uit vrouwvriendelijke overwegingen, als wel dat het de gehele samenleving zou behoeden voor landloperij.
Als het wetsvoorstel van Rajiv wordt aangenomen, zal het de eerste keer zijn dat een bepaalde groepering, in dit geval de moslimgemeenschap, wordt uitgesloten van één van de artikelen uit het wetboek van strafrecht. De behandeling van het wetsvoorstel dat inmiddels "Black Bill" wordt genoemd, is echter opgeschort, omdat het tot hevige protesten van allerlei kanten heeft geleid.


    Shah Bano maakt geschiedenis

Eigenlijk is het allemaal al in 1978 aan het rollen gebracht toen de 65-jarige Shah Bano naar de rechter stapte om alimentatie van haar ex-echtgenoot te eisen. Zij was 43 jaar lang met Mohammed Ahmed Khan getrouwd geweest, totdat hij het verkoos om alleen met zijn tweede, veel jongere vrouw verder te gaan. De rechter wees haar in eerste instantie het luttele bedrag van 25 roepies per maand toe. Omdat zij hier niet van kon leven, besloot Shah Bano in hoger beroep te gaan. Het Hoge Gerechtshof in Madhya Pradesh verplichtte Khan toen om zijn eerste vrouw 179,20 roepies per maand te betalen. Khan vond dit niet juist. En hij, zelf een vooraanstaand advokaat in Indore,

Moslimvrouwen protesteren in Delhi tegen de 'Black Bill'
(foto: H a r i   O m   G u l a t i)
dacht dat hij het kon weten. Volgens de Shariat, het familierecht voor moslims, had hij geen enkele verplichting meer tegenover Shah Bano. Hij had haar drie maal de scheiding aangezegd (talaq), hij had de bruidsschat van Rs. 3000 terugbetaald en had haar nog drie maanden lang 200 roepies gegeven (de zogenaamde iddat-periode om te kijken of de vrouw geen kind van de man meer draagt). Volkomen zeker van zijn zaak leidde hij het voor het Opperste Gerechtshof in Delhi. Vorig jaar kwam de hoogste rechterlijke instantie echter met een uitspraak tegen Khan. Op grond van artikel 125 van het strafrecht kwamen de rechters tot de konklusie dat Khan met een inkomen van ongeveer 5000 roepies per maand, zijn gewezen echtgenote 500 roepies per maand, het maximale bedrag, moest betalen.

De uitspraak bracht een storm van protesten op gang. Op zich was er al vaker alimentatie toegekend aan een moslimvrouw op basis van het strafrechtartikel, maar dat gebeurde op deelstaatniveau. Nu was het de eerste keer in de geschiedenis van India dat een dergelijke uitspraak door het Opperste Gerechtshof in Delhi werd gedaan. Door de orthodoxe leiders in de moslimgemeenschap werd dit als een grote klap ervaren: de Shariat waarin de wil van de Schepper verwoord is, werd opzij geschoven door een civiele wetgeving.

Het was echter met name de manier waarop de rechters hun uitspraak motiveerden, die de moslim-gemoederen zo heftig in beroering bracht. De rechters gebruikten het stukgelopen huwelijk namelijk om hun kritiek te spuien op de islamitische wetgeving. Volgens hen worden grote delen van de maatschappij in deze wetgeving onrechtvaardig behandeld en worden vrouwen stelselmatig gedegradeerd. Daarbij spoorden zij de regering van Rajiv Gandhi aan om eindelijk eens stappen te ondernemen in de lijn van artikel 44 van de grondwet. Dit artikel zegt dat de staat ernaar zal streven om eenzelfde burgerlijk recht voor alle burgers van India in te voeren.
Het is niet zo verwonderlijk dat dit artikel door iedere regering zoveel mogelijk in het vergeetboek is gestopt. Juist in een tijd dat de kommunalistische spanningen toch al hoog opgelopen zijn, komt het Opperste Gerechtshof met een dergelijk voorstel, waardoor moslims, terecht of ten onrechte, zich als godsdienstige minderheid bedreigd

Pro-Shariat betoging in Calicut (Kerala)
voelden. Fundamentalistische moslims, ook vrouwen, kwamen in het verweer, zoals blijkt uit de volgende uitspraken: "Iedereen die het waagt ook maar één lettergreep van de Shariat ongedaan te maken, zal achter zijn bureau in elkaar geslagen worden" (C.P. Raji van de Moslim Liga); "Wij zullen strijden voor de onaantastbaarheid van de Shariat, ook als wij daarbij zelf martelaressen worden" (enkele moslimvrouwen in het tijdschrift India Today).
Vele demonstraties volgden. En Shah Bano, die in 1978 nog de vraag stelde "zijn wij vrouwen dan slechts 'speelgoed van pottebakkersklei' in de handen van mannen" deed later een beroep op het Opperste Gerechtshof om de uitspraak in haar voordeel weer ongedaan te maken, met het argument dat haar eis voor alimentatie toentertijd eigenlijk heel on-islamitisch zou zijn geweest. Reaktionaire moslimleiders maakten gebruik van de emotionele reakties teneinde voorstellen te doen om de machtsbevoegdheid van de Koran zelfs tot het strafrecht uit te breiden.
De heftige moslim-reakties riepen weer nationalistische gevoelens op binnen de hindoe-gemeenschap. Zij zagen de eenheid van de natie in gevaar gebracht doordat de moslims zo ontzettend koppig vast bleven houden aan hun eigen Shariat.
Tegelijkertijd waren er ook vele reakties die de uitspraak juist toejuichten en die Shah Bano als een heldin vierden. Meer moslimvrouwen hadden de moed om naar het gerecht te stappen en alimentatie te eisen. Verschillende gerechtshoven in de deelstaten hebben in navolging van de uitspraak in Delhi in het voordeel van de vrouwen beslist. Talrijke moslimvrouwen protesteerden in het openbaar tegen het principe van "talaq" en ook in regeringskringen werd de uitspraak in het geval Shah Bano met vuur verdedigd.


    Partijpolitiek

Om de verhitte gemoederen tot bedaren te brengen kwam Rajiv met zijn voorstel om artikel 125 niet meer geldig te laten zijn voor moslimvrouwen. Hij bereikt het tegendeel. De minister (van moslim-afkomst) die tot dan toe het Shah Bano-geval met het meeste vuur had verdedigd, zag zich genoodzaakt om af te treden.
Vrouwen sloegen de handen ineen. Op 8 maart demonstreerden in Delhi duizenden vrouwen tegen het feit dat zij een stap teruggezet zullen worden.
Rajiv zelf zegt dat hij zowel vertegenwoordigsters van vrouwenorganisaties als moslimleiders heeft geraadpleegd, alvorens over te gaan tot het indienen van het wetsvoorstel. De vrouwen waren volgens hem echter zeer onduidelijk in hun eisen geweest: "De ene keer fluisterden ze iets in mijn oor, en vervolgens wilden ze iets heel anders". Bovendien, zo zei hij, zou het niet juist zijn om Westerse waarden met betrekking tot gelijkberechtiging van vrouwen zomaar over te nemen. Daarentegen zouden de moslimleiders met overtuigende argumenten zijn gekomen. De
vrouwen zouden na een echtscheiding niet onbemiddeld achterblijven, omdat de Shariat zegt dat na de iddat-periode, bloedverwanten van de vrouw verplicht zijn om haar te onderhouden. Wanneer broers, ouders, zwagers of zonen niet in staat blijken te zijn om in haar levensonderhoud te voorzien, dan kan zij altijd nog gebruik maken van de zogenaamde waqf-raden, de liefdadigheidsinstellingen van de moslimparochies die op aanvraag de behoeftigen steun kunnen verlenen. Geen enkele reden dus om het wetsvoorstel niet in te dienen.
In werkelijkheid lijkt Rajiv zich echter te hebben laten leiden door de stembusuitslagen. In vele deelstaten is de Congres-partij afhankelijk van de stemmen van de moslims. Tot voor kort stemden dezen in grote getale op de Congres-partij. Bij de meest recente tussentijdse verkiezingen is echter gebleken dat meer dan de helft van deze trouwe aanhang op een andere partij heeft gestemd, tot grote verontrusting van Rajiv natuurlijk. De reden om het wetsvoorstel dus wél in te dienen is om, over de hoofden van de vrouwen heen, de konservatieve moslimleiders tevreden te stellen en de moslim-stemmen weer naar de Congres-partij te trekken.


    Hand in eigen boezem

De vrouwenbeweging en het meer liberale deel van de verschillende geloofsgemeenschappen, waarbij Rajiv vorig jaar verwachtingen had gewekt omtrent hervormingen in het rechtstelsel, komen nu bedrogen uit. Met het wetsvoorstel gaat hij voorbij aan datgene dat werkelijk nodig is, een herziening van het familie- en vermogensrecht van alle groeperingen, niet alleen dat van de moslims. Want wat dat betreft mogen de hindoes die het hardste schreeuwen dat de Shariat een achterlijk recht is "dat hoogstens kan gelden in een woestijnmaatschappij aan het begin van de jaartelling maar zeker niet in een modern India", een hand in eigen boezem steken. De wetgeving van de hindoes en die van de overige geloofsgemeenschappen werken allemaal in het nadeel van vrouwen uit. Vrouwen hebben altijd minder rechtsgronden om echtscheiding aan te vragen dan mannen en ook het erfrecht valt voor hen veel ongunstiger uit.
De positie van vrouwen kan verbeterd worden als een hervorming van ieder familierecht beoogd wordt. Verschillende groepen kunnen dan niet tegen elkaar uitgespeeld worden. De behandeling van de Black Bill is tot onbepaalde datum opgeschort. Binnen deze onbepaalde tijd kan Rajiv alsnog laten zien dat hij ook vrouwen voorwaarts wil helpen.

XXX




begin document

tijdschrift India Nu

HOME Landelijke India Werkgroep

Landelijke India Werkgroep - 15 juni 2010