![]()
|
|
Het onderzoek, dat in opdracht van de Schone Kleren Campagne (SKC) werd uitgevoerd, staat in een lange lijn van treurig stemmende rapporten, waaruit blijkt dat slechte arbeidsomstandigheden en hongerloontjes in de kledingindustrie eerder regel dan uitzondering zijn. Waar eerdere onderzoeken zich voornamelijk richtten op de toeleveranciers voor grote multinationals zoals Aldi, Lidl en Wal Mart, wordt de aandacht bij het laatste onderzoek gevestigd op de Nederlandse kledingsector. Daaruit kwamen zes Nederlandse kledingmerken naar voren: C&A, J.C. Rags, M&S Mode, Miss Etam, Prénatal en WE. De uitkomsten van het onderzoek staan echter voor de hele Nederlandse kledingindustrie. ‘Er is als het ware een steekproef genomen,’ zegt Nicky Coninck van de Landelijke India Werkgroep en betrokken bij de Leefbaar Loon Campagne van de SKC. ‘Alle Nederlandse bedrijven die we zijn tegengekomen laten hun kleding maken door mensen die daarvoor te weinig betaald krijgen, over het algemeen de helft van wat ze nodig hebben om van te leven. Vrouwen komen er het slechtst vanaf, zij krijgen voor hetzelfde werk vaak nóg minder betaald dan mannen.’ Ondanks hun lange werkweken van gemiddeld zestig uur, raken de meeste arbeiders dan ook diep in de schulden. Daarnaast komen nog de miserabele arbeidsomstandigheden, en die lijst is lang: onbetaald en gedwongen overwerk, geen beschermingsmaatregelen, ontslag bij zwangerschap, de onmenselijk hoge productiedoelstellingen, de (seksuele) intimidatie en scheldpartijen als die doelstellingen niet gehaald worden, de onzekerheid of je morgen nog wel aan het werk mag, en de afwezigheid van (goede) kinderopvang in de fabriek. Lid worden van een vakbond, die een einde aan de misstanden zou kunnen maken, is meestal geen optie: de fabrieksleiding ‘ontmoedigt’ dat. ‘Als het management ziet dat je je met vakbondsactiviteiten bezighoudt, weet je zeker dat je binnen enkele dagen ontslagen wordt. Ze hebben hun informanten, daarom bespreken we dit onderwerp niet eens onderling,’ legt een werknemer uit die voor een van de onderzochte fabrieken werkt.
Fake controles
Vanwege de maatschappelijke
druk zijn de meeste importerende
bedrijven wel bezig met initiatieven
en beleid op het gebied van maatschappelijk
verantwoord ondernemen. Opvallend
- gezien de magere resultaten van het
onderzoek - is dat veel van de bovenstaande
Nederlandse bedrijven zijn aangesloten bij
het Business Social Compliance Initiative
(BSCI), een wereldwijd platform van
bedrijven die willen werken aan verbeterde
arbeidsomstandigheden op de werkvloer.
Hoe kan het gebeuren dat de arbeidsomstandigheden
in fabrieken die volgens de
inkopers stevig gecontroleerd worden, toch
zo slecht zijn? Een deel van het antwoord op
die vraag ligt in het feit dat controles op de
fabrieken vaak vooraf worden aangekondigd,
waarna de fabriek een razendsnelle
metamorfose ondergaat. De arbeiders
worden vrijwel nooit apart genomen voor
een gesprek, blijkt uit een aantal uitspraken
in het rapport. ‘Het bezoek van een kledingmerk
is als een festival. Het management
vraagt ons mooie jurken aan te trekken.
Maar we worden gedwongen om te liegen.
We worden geïnformeerd over wat we moeten
zeggen.’ Jayanima (37) uit Bangalore
vertelt hoe het gaat als de fabriek
waar ze werkt (niet meegenomen in bovenstaand
onderzoek) door ‘de merken’ wordt
bezocht: ‘Dan worden er ineens handschoenen
en maskers uitgedeeld. Normaal krijgen
we
die niet, al is het heel stoffig. De boel
|
(On)leefbaar loon
Een leefbaar loon, een inkomen dat in de
basisbehoefte van een familie voorziet, is een
van de rechten uit de Universele Verklaring
van de Rechten van de Mens (Art. 23.3).
Slechts weinig kledingarbeiders verdienen
iets dat ook maar in de richting komt. Neem
bijvoorbeeld Asha (36), nu zeven jaar naaister
in diverse fabrieken in Bangalore. Ze werkt
zes dagen per week, meestal tien uur per
dag, met slechts een half uur pauze tijdens
de lunch. Daarvoor verdient ze vijftig euro per
maand, de helft van wat ze volgens de Asia
Floor Wage Campaign nodig heeft om haar
gezin te kunnen onderhouden. De werkdruk
is hoog, en als de opzettelijk te hoog gestelde
productiedoelstellingen niet gehaald worden,
worden zij en haar collega’s uitgescholden
en moeten ze – vaak onbetaald – overwerken.
‘Mijn leven is vol met stress, ik ben altijd aan
het rennen. Naast mijn werk in de fabriek
moet ik ook nog voor mijn familie zorgen.
Er is geen tijd om uit te rusten.’ Toen haar
dochters, nu twaalf en negen, klein waren,
bleven ze bij Asha’s moeder in het dorp. Er
was wel een crèche bij de fabriek, maar ze
wilde hen daar niet achter laten, zo vies was
het. ‘Het was moeilijk, ik zag ze bijna nooit,
we hebben niet veel vrije dagen en het is duur
om te reizen.’ Ook nu nog woont alleen de
oudste dochter bij haar. Van het salaris dat
Asha mee naar huis krijgt kan ze onmogelijk
twee kinderen onderhouden. ‘Maar ik blijf
werken, om hen een beter leven te geven dan
ik nu heb. Ze gaan allebei naar school.’
De vraag die vaak wordt opgeworpen is of je
bedrijven die kleding in andere landen laten
maken eigenlijk wel kunt aanspreken op het
ontbreken van leefbaar loon. Want wie bepaalt
wat ‘leefbaar’ is? Arbeiders krijgen toch
al het minimumloon: is het dan niet een taak
van de overheid om betere regels op te stellen
en ervoor te zorgen dat ze nageleefd worden.
Volgens Nicky Coninck is het erg makkelijk
voor bedrijven om zich achter dit soort vragen
te verschuilen. ‘Dan hoeven ze niets te doen
aan het probleem, terwijl er best oplossingen
te bedenken zijn. De Asia Floor Wage Campaign
heeft voor alle Aziatische landen precies
berekend hoe hoog het loon moet zijn om
ervan te kunnen leven. Daar kunnen bedrijven
mee aan de slag.’
Maar verliezen bedrijven hun concurrentiepositie
niet als ze meer loon gaan betalen,
zeker in deze economisch barre tijden? ‘Het
kan juist heel aantrekkelijk zijn om duurzame
kleding te produceren,’ meent Coninck.
‘Steeds meer consumenten willen dat hun
kleren op een eerlijke en milieuvriendelijke
manier geproduceerd worden. Verder beslaan
de arbeidskosten van een kledingstuk maar
2,5 tot vijf procent van de uiteindelijke prijs.
Daar kan best een schepje bovenop.’
Samenwerken
Het toestaan van vakbonden en andere
verbanden waarin arbeiders zich kunnen
organiseren, zou zeker bijdragen tot de oplossing,
zowel als het gaat om leefbaar loon als
om betere arbeidsomstandigheden in het
algemeen. Zo heeft de vakbond GATWU in
Bangalore betere arbeidsvoorwaarden weten
te bedingen voor de arbeiders in de fabrieken
waar ze veel leden hebben. Doordat de arbeiders
weten wat hun rechten zijn, en omdat er
lokale controle is en vakbondsleden schendingen direct kunnen rapporteren, beklijven de
veranderingen. Daarnaast zorgen zelfhulporganisaties
ervoor dat ook de problemen
die niet direct met de werkvloer te maken
hebben worden aangepakt. Vrouwen die
bij dit soort organisaties zijn aangesloten
kunnen bijvoorbeeld sparen en gratis geld
lenen als het nodig is. Als bedrijven meer en
serieuzer zouden samenwerken met lokale
en internationale vakbonden en maatschappelijke
organisaties, dan zou er veel
bereikt kunnen worden, meent Coninck.
‘Nu denken bedrijven dat het voldoende is
om lid te worden van BSCI, terwijl dat een
erg eenzijdig platform is. Alleen bedrijven
mogen deelnemen. Misschien is het een
goed idee voor bedrijven om zich aan te
sluiten bij initiatieven waarin verschillende
soorten organisaties zitten, bijvoorbeeld
ook vakbonden, en waarin leefbaar loon wel
wordt meegenomen als punt van aandacht,
zoals bij de Fair Wear Foundation.’
Vanaf september voert de Schone Kleren Campagne actie voor een Leefbaar Loon. Kijk op www.schonekleren.nl of www.indianet.nl hoe je kunt bijdragen.
![]() |
![]() | ![]() |
![]() |
