|
![]() |
|

Een voorbeeld. Al meer dan 30 jaar bestaan er plannen voor een grootscheeps hydro-electrisch projekt in het zuiden van Bihar. De hoofdmoot hiervan is de bouw van een grote, 44 meter hoge aarden dam in de Koel-rivier, en een soortgelijke 55 meter hoge dam in de noordelijke Karo-rivier. De twee reservoirs die dan ontstaan zullen met elkaar verbonden worden door een 5 km lang kanaal. Dit alles om de energiesituatie in Bihar wat beter op peil te brengen, aldus de overheid. In 1973, toen de plannen definitief goedgekeurd leken, kwamen lokale dorpelingen in opstand. Wat zou er met hen gebeuren als hun dorpen in de immense waterreservoirs zouden verdwijnen? Daar had de overheid geen pasklaar antwoord op, en de plannen werden (tijdelijk) uitgesteld. Maar de overheid zat intussen niet stil. In het gebied, grotendeels bewoond door tribalen en zeer rijk aan mineralen en bossen, werden de mijnbouw en kommerciële houtkap grootscheeps aangepakt. Nu, 13 jaar later, zijn de bossen gekapt en is de grond leeggeschraapt en verarmd. De tribalen hebben nauwelijks nog middelen van bestaan. Een reden temeer om de oorspronkelijke plannen voor de bouw van de dammen alsnog uit te voeren, vindt de overheid.
Een typisch voorbeeld dat heel goed toepasbaar is op de schuldvraag-diskussie. Want het blijkt zoals zo vaak een kwestie van macht te zijn, welke, in kombinatie met de faktor korruptie, tot fatale gevolgen kan leiden. De overheid ziet voornamelijk de korte-termijnvoordelen voor industriëlen, stedelingen en grootgrondbezitters, en offert daar zonder moeite de belangen van machteloze groeperingen als tribalen, landlozen en kastelozen aan op. En niet alleen op het gebied van hydro-electrische projekten, waar intussen al meer dan een miljoen mensen, voornamelijk tribalen, het slachtoffer van geworden zijn. Of het nu gaat om grootschalige kommerciële houtkap waardoor het arme, praktisch bezitloze deel van de Indiase bevolking met een akuut gebrek aan brandstof en veevoer komt te zitten, of de enorme industriële vervuiling van de rivieren waardoor er voor diezelfde armen en hun vee geen veilig drinkwater meer is, en waardoor hun land niet meer zonder risico te bevloeien is; telkens blijkt het een kwestie van overmacht van een kleine groep met korte-termijnoogmerken te zijn ten opzichte van de machteloosheid van de massa, die met de lange-termijngevolgen blijft zitten.
De Chipko-beweging
Er zijn echter ook tegengeluiden te horen die steeds belangrijker worden. Twee elementen spelen hierbij een belangrijke rol: de signalerende en voorlichtende funktie die de pers vervult (in de plaats van de falende overheid) en de lokale initiatieven. Zo hebben de tribalen die het slachtoffer dreigen te worden van de Koel/Karo-dammen zich bijvoorbeeld verenigd in de Jan Sagathan-beweging die hun belangen tot in het Hooggerechtshof probeert te verdedigen. Op vele plaatsen in India zijn vergelijkbare groeperingen ontstaan, vaak naar voorbeeld van de oudste en meest invloedrijke van dit moment, de Chipko-beweging. Oorspronkelijk, in de jaren '60, is deze beweging ontstaan om de kommerciële belangen van de lokale bevolking in Uttar Khand (U.P.) te beschermen tegen grootindustriëlen die de Himalaya-bossen in die streek wilden gebruiken als goedkope grondstoffenbron. Maar nadat de bevolking het verband begon te zien tussen de voortgaande ontbossing en erosie, landverschuivingen en overstromingen in hun woongebied, veranderde de beweging van doelstelling. Dit leidde in 1973 tot een protestaktie, waarbij mensen hun armen om bomen sloegen om zo te voorkomen dat ze geveld werden (chipko betekent letterlijk: omarmen). Deze geweldloze aktie verliep zeer succesvol, en werd al snel overgenomen door andere groepen in bedreigde bosgebieden. De beweging is steeds meer uitgegroeid tot een landelijke basisbeweging, gestoeld op oude hindoeïstische geschriften, en de Sarvodaya-ideeën van Mahatma Gandhi. De nadruk ligt hierbij op de sociale en morele ontwikkeling van de mensheid op een geweldloze manier d.m.v. zelfvoorziening, ekologisch evenwicht, en betrokkenheid van alle bevolkingsgroepen. Typerend voor de beweging is onder meer het feit dat 80% van de aktieve aanhangers vrouwen zijn. Zij hebben immers, bij de afwezigheid van hun mannen die elders op zoek zijn naar werk, het meest direkt te maken met de gevolgen van de ontbossing. Vaak zijn ze uren onderweg voordat ze voldoende brandhout gevonden hebben voor de komende paar dagen.
|
De basisbeweging richt zich op zeer konkrete doelen. De Ghatprabha-Malaprabha-groepering bijvoorbeeld keert zich tegen de uitdroging van gronden als gevolg van irrigatieprojekten voor waterintensieve cash-crops. Meestal blijven de groepen lokaalgericht, zoals verschillende groeperingen in Zuid-India die zich richten tegen de vervuiling van de Chaliyar-rivier in Kerala, de Tungabhadra in Karnataka, en de Chambal in Andhra Pradesh.
Eén van de problemen waar al deze bewegingen mee te maken hebben is het feit dat hun kijk op de zaken en de daarmee in verband staande eisen, als zijnde onwetenschappelijk en irreëel door overheid en industriëlen worden afgedaan. De laatsten bekijken zelf de milieuproblematiek slechts vanuit één, voor hen zaligmakend, perspektief. Zo wordt in de zogenaamde scientific forestry een monokultuur van eucalyptusbomen als profijtelijker en dus beter beschouwd (voor de pulpindustrie!) dan een natuurlijk bos. Wat tribalen ervan vinden is niet belangrijk.
Schone energiebronnen
In hoeverre deze basisbeweging successen boekt valt te bezien. Wat we wel weten, is dat ze afhankelijk zijn van de bereidwilligheid van de staat om de zaken ook eens van hun kant te bekijken. Ook is bekend dat Rajiv een grondige modernisering en industrialisering voorstaat en dat deze over het algemeen zeer schadelijke gevolgen voor het milieu met zich meebrengen.
De ontwikkeling van alternatieve energiebronnen zou als een lichtpuntje aangemerkt kunnen worden. Hier is zelfs een apart ministerie voor opgericht. Conventionele energiebronnen als olie, steenkool en atoomenergie zullen de gigantische energiebehoeften van een super-geïndustrialiseerd India op de lange duur niet meer kunnen dekken. Met waterkracht opgewekte energie is niet erg betrouwbaar vanwege de onregelmatige moesson. Op grote schaal worden daarom alternatieve energiebronnen onderzocht zoals windkracht, getijdenbewegingen, biogas en zonlicht. De meeste deelstaten hebben hun eigen onderzoeksafdelingen opgezet, die de mogelijkheden van al deze schone energiebronnen op hun waarde zullen testen. Een lange omweg, lijkt het, want India kent de toepassing van een aantal van deze 'alternatieve' energiebronnen al eeuwenlang. Er staan bijvoorbeeld meer dan 100.000, zij het primitieve, biogasinstallaties op het platteland.
De bereidheid van de Indiase overheid om werkelijk iets aan de milieusituatie te doen is echter twijfelachtig. Want hoe is het anders te verklaren dat India de weinige olie die het heeft, exporteert naar het Westen in ruil voor luxe goederen en deviezen (zie India Nieuwsbrief 39)? En waarom komt de overheid, die de enorme verborgen werkloosheid in India wel serieus lijkt te nemen (zie bijvoorbeeld de opzet van allerlei National Rural Employment Plans), niet op het idee om de 25 tot 50 miljoen landlozen die in en rond de nog resterende bossen leven in te zetten voor herbebossing? Zo zouden twee vliegen in één klap gevangen worden, en zou India het grootste konstruktieve werkverschaffingsprojekt aller tijden in het leven roepen.
Nee, te vrezen valt dat Rajiv het voorlopig te druk zal hebben om zich hier daadwerkelijk mee bezig te houden. En als hij dan eindelijk eens met vakantie gaat in Rajasthan, zoals afgelopen maand, heeft hij nog maar de keus uit twee natuurparken aldaar. 0 nee, één: in het andere, het Sariska Wildlife Sanctuary, wordt momenteel een dam aangelegd...
![]() begin document | ![]() tijdschrift India Nu | ![]() HOME Landelijke India Werkgroep |
