Uit: India Nu 212 (nov-dec 2014)
|
Bhopal 1984:
DOOD DOOR SCHULD
 In de nacht van 2 op 3 december
1984 ging het afschuwelijk mis
in de pesticidenfabriek Union
Carbide bij de stad Bhopal in de
deelstaat Madhya Pradesh. Veertig
ton giftig methylisocyanaat
(MIC) ontsnapte als gaswolk uit
opslagtanks. Het werd de grootste
industriële ramp ter wereld, en
de gevolgen zijn nog dagelijks
merkbaar.
Daarom in deze India Nu 212 veel
aandacht voor Bhopal: de feiten;
een interview met Anita Kluge die
het van nabij meemaakte; en een
bijzondere fotoreportage.
an de giframp van Bhopal
lag grove nalatigheid ten
grondslag. Er was water in
de opslagtanks gekomen, wat een fatale chemische
reactie veroorzaakte. Het systeem
dat het gas had moeten neutraliseren was
vanwege reparaties buiten gebruik en zeker
vijf andere veiligheidssystemen werkten ook
niet. De gaswolk trok ’s nachts over dichtbevolkte
woonwijken en verraste mensen in
hun slaap. Volgens de deelstaatregering zijn
alleen al die nacht 2.259 mensen overleden
en snel daarna nog ruim 1.500. Regionale
NGO’s denken dat het aantal doden boven
de 16.000 ligt. Meer dan een half miljoen
mensen werd ziek; ze kregen bijvoorbeeld
vocht in de longen en beschadigingen aan
nieren, lever en zenuwstelsel. Ook lang na de
directe blootstelling blijven er slachtoffers
vallen onder mensen die in de nabijheid van
de verontreinigde fabrieksgrond leven en het
vervuilde grondwater drinken.
Wie is verantwoordelijk?
Warren Anderson, toenmalig directeur van
het Amerikaanse bedrijf Union Carbide
Corporation (UCC), vloog na de ramp naar
India. Daar werd hij aangehouden op verdenking
van dood door schuld. Op borgtocht
vrijgekomen vertrok hij naar Amerika.
De VS hebben uitleveringsverzoeken van de
Indiase regering genegeerd. Anderson ging
in 1986 met pensioen en werd na zijn dood
op 29 september jl. samen met zijn geweten
begraven. UCC heeft altijd volgehouden
niet verantwoordelijk te zijn voor de ramp,
omdat de fabriek eigendom was van de Indiase
dochteronderneming Union Carbide
India Limited (UCIL). Wel betaalde het Amerikaanse
bedrijf in 1989 een schadevergoeding,
die in 2014 een waarde heeft van ruim
900 miljoen dollar. De uitbetaling verliep
uiterst moeizaam en traag; veel van het geld
heeft de slachtoffers nooit bereikt. In 2004
gaf het Indiase Hooggerechtshof de regering
opdracht de resterende gelden te verdelen
over de slachtoffers. In 2001 werd UCC overgenomen
door Dow Chemical Company, dat alle
juridische claims naast zich neerlegde.
Nog altijd verontreinigd
Ook de schoonmaak van het verontreinigde
terrein verloopt moeizaam. In 1994 verkocht
UCC zijn aandelen in het dochterbedrijf UCIL
aan de batterijenfabrikant Eveready Industries
India Limited. Die beëindigde de schoonmaak
van het bedrijventerrein in 1998 en droeg de
controle ervan over aan de deelstaat. Bodem
en grondwater zijn nog altijd verontreinigd.
Het feit dat UCC heeft geweigerd de precieze
samenstelling van het ontsnapte gifgas prijs te
geven, bemoeilijkt de sanering.
Pas in 2010 zijn acht voormalige leidinggevenden
van de fabriek voor dood door schuld veroordeeld
tot de maximumstraf van twee jaar cel
en een geldboete van elk ruim $2000. Volgens
UCC zijn met die veroordeling de verantwoordelijken
bestraft en moet de zaak als gesloten
worden beschouwd. Alle rechtszaken die in
Amerika zijn aangespannen tegen UCC zijn afgewezen.
xxx
|
|
Landelijke India Werkgroep - 11 november 2014