terug
Uit: India Nu 125/126 (mei-aug 2000)



Dagelijks leven

Op kamers in Barrackpore


Media en reizen bieden natuurlijk een blik op India, maar het meest indringende beeld krijg je toch door er zelf een tijdje te wonen. xxx woonde op kamers in Barrackpore, een voorstadje van Calcutta. In deze bijdrage schetst hij een beeld van het dagelijks leven aldaar.

De eerste die een stap over de drempel van mijn kamer waagt, is Ritu, mijn buurmeisje van drie jaar. Ze staat wat te draaikonten in de deuropening met een brede doch verlegen grijns, zoals alleen kinderen die kunnen hebben. Ze kijkt naar buiten, de gang in. Daar staat vast haar moeder, gebarend 'ga maar, ga maar'. Dan kijkt ze weer naar mij terwijl ik gebaar 'kom maar, kom maar'. Een, twee, drie stapjes komt ze de kamer in, haar handjes op de rug en ondefinieerbare klanken uitstotend. Haar donkere ogen schieten door de kamer.
Wat ze ziet: een vreemde mengeling van dingen die ze eerder heeft gezien en dingen die haar onbekend zijn. Posters met afbeeldingen van hindoegoden, een radio, een roodbruine wandlap, wat foto's met witte mensen erop, kookspulletjes, een mand vol groente en fruit, een tafeltje met daarop een beeld van twee goden, wierook, een bed, een plankje met tubetjes en flesjes. Ze doet een stapje terug, kijkt naar mij en sprint de kamer uit. Ritu.


Een nieuw onderkomen

Ik ben verhuisd, weg uit het centrum van Calcutta, waar ik een tijdje in de (enige) toeristenbuurt heb gezeten. Meerdere dagen zijn gaan zitten in het zoeken naar een ander onderkomen. Maar nu is het dan eindelijk gelukt. Ik ben gaan wonen in het plaatsje Barrackpore, zo'n dertig kilometer buiten de stad. Een man die ik bij het taal- en cultuurinstituut Alliance Française in Calcutta had leren kennen en die hier zelf ook woont met zijn vrouwen dochter, heeft wat rondgevraagd in de buurt en deze kamer voor me gevonden.
Ik ben in een groot huis terechtgekomen waarvan de begane grond en de tweede verdieping worden verhuurd. Op de eerste verdieping woont een grote familie - de familie Ghosh - de eigenenaars van het pand. Pa, ma, zeven kinderen, een stel kleine kinderen, aangetrouwde familie, oma - iedereen bij elkaar. Twee van de vier dochters zijn al getrouwd en wonen met man en kinderen elders, maar wel in de buurt. Steeds zie ik weer een nieuw gezicht dat ook tot de familie blijkt te behoren.
De familie Ghosh komt van oorsprong uit het toenmalige Oost-Pakistan (nu Bangladesh). Ze kwamen met vele andere hindoes, eind jaren veertig naar India, ten tijde van de partition (opsplitsing van Brits-Indië in een onafhankelijk India en Pakistan). De familie Ghosh vestigde zich in Barrackpore en zette een handeltje in schelpen op. In conch-schelpen wel te verstaan, die een belangrijke rol vervullen bij hindoerituelen. De schelpen worden aangevoerd uit het zuiden van India, waar ze voor de kust zo uit zee opgedoken worden.


Good Boy

Eens in de paar weken komt een vrachtwagen voorrijden, propvol met juten zakken vol conch-schelpen. Er hangt dan een tijdje een doordringende zeelucht om het huis. De schelpen worden hier in kleine vertrekken schoongemaakt, ontdaan van de algenaanslag en gepolijst - arbeidsintensief werk. Stevige, gave exemplaren worden nog wat verder bewerkt en krijgen een ietwat kitscherig motiefje in de buitenkant gevijld, waarna ze klaar zijn, blinkend wit, voor de verkoop. De andere schelpen worden 'in plakjes' gesneden met hele fijne zaagjes en verder bewerkt met eveneens een motiefje. Die ringen worden als armbanden verkocht en zijn in heel India, maar vooral in West-Bengalen een populair sieraad.
De familie doet goede zaken. Ze hebben niet alleen zelf een winkeltje op de begane grond van het huis, maar verkopen ook aan allerlei andere winkeltjes in de buurt. Niet veel families
'Good boy', zegt hij dan, maar ik zie hem denken: 'zeikerd'
houden zich bezig met het hele proces van bewerken van de schelpen. Het huis ligt wat achteraf van de weg, maar de familie is bekend bij velen. Van een klein zaakje in het begin, toen de familie zich hier vestigde, is het verworden tot wat het nu is: een begrip in de buurt.
En dat straalt pa Ghosh ook wel uit. Als een soort tsaar gedraagt hij zich binnen het bedrijfje en de familie. Hij wekt met zijn forse omvang ontzag, vooral als hij daarbij een keel opzet als hem iets niet zint - en dat gebeurt regelmatig. Hij is het onbetwiste hoofd van de familie en dat komt vooral neer op een coördinerende rol. Met het bewerken van de schelpen houdt hij zich niet bezig. Hij kan uren op een kruk in het winkeltje naar een cricketwedstrijd op de televisie kijken, soms even knikkebollend, maar intussen goed in de gaten houdend of iedereen zijn werk doet. Hij lacht graag en als hij een grap maakt ligt iedereen in een deuk.
Hij rookt en hij drinkt, maar daar maakt hij zich geen zorgen om. Hij biedt me wel eens een sigaret aan, die ik dan beleefd afsla. 'Good boy', zegt hij dan, maar ik zie hem denken: 'zeikerd'. Een keer grapt hij dat ze niet ver van de rivier de Hoogli wonen, een aftakking van de heilige Ganges. Als hij doodgaat, wordt hij op de oever van de heilige rivier gecremeerd en daarmee wordt hij gezuiverd van al zijn zonden. Hij lacht dan wel hard, maar het was meer dan een grap. Die gedachtegang geeft mensen inderdaad een vrijbrief het niet zo nauw te nemen met de gezondheid. Uiteindelijk is het belangrijkste dat het lichaam bij heilig water gecremeerd wordt en dat tijdens het leven de goden vereerd worden.
En dat doet pa Ghosh zeker. 's Morgens, 's middags en 's avonds zegt hij - hoezeer hij soms ook heeft lopen snauwen - gebeden op voor afbeeldingen van goden. Ook worden er belletjes geklingeld en op een schelp geblazen. Bijna elke week vinden kleine 'huisfestivalletjes' plaats, waarbij een specifieke god wordt aanbeden. Soms mag ik meekijken, en dat zijn dan waarlijk bijzondere evenementen om mee te maken - niet na te vertellen. Iedereen uit de familie doet eraan mee. Religie is een bindende factor.


'Zoölogisch onderzoek'

Regelmatig prijs ik me gelukkig dat ik de kans heb gekregen hier te komen wonen. Soms is het wel erg alleen - ondanks de ruim veertig mensen in huis - want door de taalbarrière kan ik maar met een enkeling praten. Maar hier wonen geeft me wel een unieke kijk op heel gewoon leven in een Indiaas stadje. En daarvoor ben ik gekomen.
Als ik in of uit huis ga, kom ik steeds langs het winkeltje. Meestal staat daar de televisie aan. Dat trekt, ongeacht wat het kassie toont, diverse buurtbewoners die even willen meekijken. Niet veel mensen beschikken hier over een eigen tv. Het winkeltje is een ontmoetingspunt.
Vaak valt de stroom uit, zowel overdag als 's avonds. Dan haalt iemand een dieselgenerator te voorschijn uit het huis. Prioriteit voor de familie Ghosh heeft kennelijk de verlichting en de tv in het winkeltje. De rest van het huis, inclusief hun eigen verdieping, blijft donker. Kaarsjes zijn dan bijzonder handig.
Na een maand weten de meesten in de buurt wel dat er een buitenlander in het huis van Ghosh is komen wonen, maar ze blijven me aangapen. Toch ben ik zeker niet de eerste buitenlander in dit stadje. In Barrackpore hadden de Britten een belangrijke legerbasis. De naam van het stadje herinnert daar nog aan. In 1947 vertrokken ze, en het Indiase leger nam de basis over.
Vooral de kinderen, die zich niet realiseren dat ik hun taal niet spreek, proberen gesprekjes aan te knopen, tot tevredenheid van de ouders. Die gesprekjes verzanden gauw in een monoloog of een 'zoölogisch onderzoek' waarbij vooral mijn lengte, mijn grote neus, mijn harige armen en mijn bleke huid interessante studieobjecten blijken.
Vaak drinken we thee met elkaar en als de oudste zoon, de kroonprins van het bedrijfje, er is, kunnen we praten over van alles en nog wat. Hij spreekt Engels. En hij heeft me een bijnaam gegeven, Tony. Volgens hem lijk ik op een cricketspeler die zo heet. Mijn kamer is op de tweede verdieping van het huis. Daar zijn acht kamers van elk ongeveer drie bij drie meter. Mijn kamer is aan het eind van de gang. In de overige kamers wonen kleine gezinnetjes van drie of soms vier mensen bij elkaar, en een paar middelbare scholieren. Het is een levendige verdieping, met vier generaties bij elkaar.
Met z'n allen delen we de wc en een washok waar een kraan meestal, maar niet altijd, water geeft. Het water komt uit een tank die elke dag bijgevuld moet worden. Drinkwater is het echter niet. Dat kan je uit de waterpomp buiten halen, die water direct uit de bodem oppompt, en die door meerdere mensen uit de buurt gebruikt wordt. Vaak staan er mensen te wachten, en geregeld zijn er conflictjes over hoeveel emmers iemand per keer mag vullen. De wereldwaterproblematiek in een notendop!
Voor de kamers langs loopt een gang, die dienst doet als ontmoetingspunt en als openbare kookplaats. Ook ik brouw daar mijn eigen potje en dat leidt dan tot grote ogen. Het huishouden en koken vallen hier onder de exclusieve 'rechten' van de vrouw.
Met name de mannen op de verdieping vinden mijn 'gekook' maar ongehoord. Acha nahi, acha nahi, zeggen ze steeds. Niet goed, niet goed. Er is er zelfs al één met zijn bejaarde moeder komen aanzetten die dat veel beter kan doen. Ik sluit zeker niet uit dat haar gerechten voortreffelijk zijn - ze kookt ook voor de scholieren hier in huis - maar aan een privé-kok heb ik echt geen behoefte. Ze moeten er maar aan wennen.


'Moment mal'

Ritu beseft waarschijnlijk niet dat ze als verkenner naar mij is toegezonden. In het begin werd er veel gegluurd, maar dat was het dan. Als ik hallo zei, was het giechelen - meer niet. De studenten lieten zich al helemaal niet zien. Ritu heeft daar lak aan. Ze komt regelmatig even langs, soms met een vriendinnetje, ook van de verdieping. Terwijl ik met de radio aan eten aan het klaarmaken ben, zitten de meiden arm in arm op mijn bed rond te kijken.
Een paar dagen later maken ook verschillende anderen hun opwachting. Die zijn aangenaam verrast door de afbeeldingen van hindoegoden aan de muur en kunnen hun trots niet onderdrukken. Ze blijven rondkijken en bespreken wat met elkaar. Toch meen ik dat hun blikken niet gewóón rondgaan, maar meer speuren, iets zoeken, als die van rechercheurs. 'Moment mal. Harry, da stimmt etwas nicht', zie ik ze denken. En ja, er ontbreekt iets. 'Waar is Jezus?', vraagt tenslotte iemand. Naar Boeddha of Mohammed wordt niet geïnformeerd. Ik ben Europeaan en dus christen en die moet Jezus aan de muur hebben, menen ze. Een ingewikkeld verhaal over leeglopende kerken in Europa en mensen die niet zo goed weten waar ze thuishoren, lijkt me weinig zinvol. "Uitverkocht", besluit ik daarom.


Toilet

Twee mensen op de verdieping kijken alleen maar nors. Dat heeft een reden. We hebben mot gehad, meteen al in het begin, over de wc die we met de verdieping delen. Het is zo'n hurk-wc. Als je je behoefte gedaan hebt, word je geacht een plastic bakje te vullen met water, met je linker hand zo nodig je kont schoon te wassen en met de rest van het water de pot schoon te spoelen.
Het leuke met gedeelde voorzieningen is, dat niemand zich verantwoordelijk voelt voor het onderhoud. Dat is hier niet anders dan in Europa. Toen ik mijn intrek nam in de kamer op de tweede verdieping, bleek de wc dan ook onvoorstelbaar goor. Bruin-gele aangekoekte smurrie door de gehele pot. Een dicht net van in elkaar geraakte spinnenwebben op het plafond. Maar, toegegeven, daar had alleen ik last van omdat ik een kop en schouder langer ben dan mijn medebewoners. Dat bakje water was lang niet meer afdoende om de wc schoon te maken. Daar had je minstens een flinke Cemsto-wagen voor nodig.
Ik nam voor het gemak maar aan dat hier soortgelijke inwijdingsreglementen zouden gelden als in Utrechtse studentenhuizen. Dat betekende dan dat ik de klos was en als nieuwkomer de wc moest gaan schoonmaken. En zelfs als ik ernaast zat met mijn aanname, dan vond ik het nog volstrekt onverantwoord dat kleine kinderen zo vlakbij een broeinest van bacteriën moesten opgroeien.
Inderdaad zat ik ernaast, getuige de grote ogen die sommige etagegenoten opzetten toen ze zagen wat ik aan het doen was. Niemand probeerde me echter op andere gedachten te brengen, maar evenmin kwam iemand meehelpen. Al met al was ik anderhalf uur bezig geweest. Na afloop kon ik niet nalaten een briefje op te plakken in het Hindi (overgeschreven uit een boekje) en daaronder in het Engels, met het opschrift 'wc schoonhouden svp'. Dat viel verkeerd. Het was kennelijk arrogant. Schoonmaken mocht wel, maar een briefje ophangen niet. 's Avonds vrij laat werd ik wakker van het geschreeuw van een man van de verdieping. Steeds hoorde ik dat hij mijn kant opkwam, maar een andere man van de verdieping probeerde hem kennelijk te kalmeren. Eerst begreep ik er niets van, maar soms gooien mensen wat losse woordjes Engels door hun Hindi of Bengaals heen. En daaruit begreep ik dat het over de wc ging, die in verband gebracht werd met mij, getuige het herhaalde foreigner. De tweede man zei steeds daktar hai, hij is dokter - iets, wat ik met name hem maar niet uit zijn hoofd gepraat had gekregen de afgelopen dagen. Hoe dan ook, hij wist de eerste man tot bedaren te brengen, waarna het weer rustig werd.
Mijn vermoedens over de avond tevoren werden bevestigd doordat de boze man, die eerder nog wel eens knikte, vanaf dat moment consequent oogcontact mijdde en niets meer zei. Hij had zijn vrouw, die in eerste instantie zelfs bijzonder vriendelijk was geweest, klaarblijkelijk opgedragen hetzelfde te doen. Twee dagen later was mijn briefje verdwenen. Ik kon de klere krijgen, meer niet. Van hetzelfde dan.


Fietsen

Maar er zijn gelukkig nog genoeg andere mensen overgebleven. Steeds als Ritu me in het vizier krijgt, roept ze uncle! en rent ze op me af. Ik ben dan even geen Floris meer, maar klimboom. Ik hoef niet veel te doen; ze werkt zichzelf naar mijn schouders. Haar moeder vindt het prachtig. Ritu leert wat losse woordjes Engels en zegt soms op de vreemdste momenten good night en thank you.
Soms wordt het me wat gortig, als ze nóg uncle, uncle blijft roepen als haar eigen vader thuiskomt van zijn werk. Tijd om even afstand te nemen. Ouderlijke eer is gevoelig en die wil
Fietsen als sport? Jullie zijn niet goed bij je hoofd in Nederland
ik niet kwetsen door een suikeroompje voor Ritu de worden. Ik doe daarom ook wel eens een stapje opzij als ze aan komt rennen door de gang.

Op een middag komen drie van de studenten langs die ook op de verdieping wonen. Met hen heb ik nog maar weinig contact gehad. We luisteren naar muziek en praten over Hindi films. Ik heb een paar Indiase en een paar westerse bandjes. Ze kiezen unaniem voor de Indiase filmmuziek. Die kennen ze, dus die willen ze graag horen.
Ergens benijd ik die houding. Wie blijft bij het bekende, wentelt zich in een bad vanveiligheid en zekerheid. Steeds maar nieuwsgierig op zoek gaan naar het onbekende is soms alsof je vaste grond onder je voeten mist. We hebben het over sport. Er volgt verbazing en een wat bestraffende stilte als ik zeg dat in Nederland nauwelijks cricket gespeeld wordt.
"Welke sporten doen jullie in Nederland dan?" vraagt degene die het beste Engels spreekt.
"Voetbal."
"Ja, dat weet ik. Maar wat nog meer?"
"Fietsen."
Stilte.
"Fietsen?"
"Ja, fietsen."
Weer stilte.
"Hoezo, fietsen?"
"Nou gewoon, fietsen."
"Net als wij hier op straat?"
"Ja, maar dan heel hard en op speciale sportfietsen. Wie het eerste binnen is, heeft gewonnen."
"Dat is alles?"
"Nou... heel kort gezegd wel ja."
"En dat vinden mensen leuk?"
"Ja."
Lange stilte.
"Jij komt uit een heel bijzondere wereld."
Anders gezegd: jullie zijn niet goed bij je hoofd in Nederland.

xxx




homepage Landelijke India Werkgroep

India Nu

Landelijke India Werkgroep - 22 december 2004