terug
Uit: India Nieuwsbrief 32 (okt-nov 1984)



EEG betrokken bij agressieve verkoop van babyvoeding in India




Illustratie: Chittaprosad
'Harde verkoopmethoden en publiciteit maken ons slachtoffers van gewoonten die verkwistend zijn en ongezond'.
Dit waren de woorden van Indira Gandhi uitgesproken tijdens een vergadering van de Wereldgezondheidsorganisatie WHO, in Genève in mei 1981.
Met overweldigende meerderheid, 118 stemmen voor en één stem (VS) tegen, aanvaardde de WHO de internationale kode voor marketing en verkoop van vervangingsmiddelen voor borstvoeding. In deze kode werd de kommerciële verkoop van babyvoeding in de Derde Wereld aan strenge voorwaarden gebonden. Het ging hier om minimum richtlijnen die tot stand waren gekomen na overleg tussen regeringen, bedrijfsleven en partikuliere organisaties. Een jaar later hadden slechts 20 van de 155 lidstaten van de gezondheidsorganisatie enige aandacht besteed aan kontrole op marketing en verkoop van babyvoeding.


Het gaat om een geweldig probleem. Geschat wordt dat bijna 10 miljoen babies ieder jaar lijden aan diarrhee en ondervoeding die veroorzaakt is door verkeerd gebruik van flesvoeding. Een groot aantal van deze babies sterft vanwege verkeerde bereiding van voeding. Het poeder wordt namelijk teveel aangelengd met water dat vaak ook nog verontreinigd is.
Bovendien is flesvoeding veel duurder dan borstvoeding en is daarom een zware last voor het inkomen van het gezin. Toch tracht, door allerlei agressieve reklamepraktijken, de babyvoeding-industrie moeders flesvoeding aan te praten, ook al is 98% van de vrouwen in de Derde Wereld in staat om haar babies zelf borstvoeding te geven.

In dit artikel zal aangetoond worden dat de EEG via haar zuivelhulpprogramma 'Operatie Vloed' in India indirekt betrokken is bij de produktie van babyvoeding.


    Indiase advieskommissie

De Indiase regering stelde al in 1980 een advieskommissie in die tot taak kreeg richtlijnen voor de kommerciële verkoop van babyvoeding aan te geven. In deze kommissie hadden ambtenaren, fabrikanten van babyvoeding, vrijwilligersorganisaties en vertegenwoordigers van de WHO en UNICEF zitting. Na 14 maanden werd een rapport aan de Indiase regering aangeboden. Haar aanbeveling hield een wettelijk verbod op a1le vormen van reklame en promotie van babyvoeding, flesvoeding en spenen in.

De Heer Shah vertegenwoordigde het bekende babyvoedingmerk AMUL. Hij verklaarde dat zijn bedrijf de beeltenis van een glimlachend kind inderdaad van het blik babyvoeding zou halen. Maar Dr. Verghese Kurien, voorzitter en leidend direkteur van de Gujarat Cooperative Milk Marketing Federation die het merk AMUL op de markt brengt, liet later een heel ander geluid horen. 'Als Shah deze aanbeveling heeft onderschreven dan moet hij zwak geweest zijn. Het was niet ons plan om de beeltenis van het kind niet meer op het blik te plaatsen. De tekening op de verpakking moet laten zien wat erin zit. Je verwacht toch niet dat ik een afbeelding van een olifant op een blik babyvoeding zet. Ik moet er een afbeelding opzetten die aangeeft wat er echt inzit, in het bizonder omdat het onderwijsniveau in ons land zo laag is'. Maar volgens de WHO en de Indiase advieskommissie moeten geïdealiseerde beelden die moeders doen geloven dat gebruik van flesvoeding de gezondheid van hun kind ten goede zou komen weggelaten worden, juist omdat het onderwijsniveau zo laag is.


    Babyvoeding lukratief

De ideeën van de heer Kurien zijn dan ook eerder ingegeven door het streven naar winst dan door sociale gevoelens. De verkoop van babyvoeding is voor de industrie namelijk een zeer lukratieve zaak. In de afgelopen jaren is er sprake van een sterke groei in de verkoop van dit soort voeding in India: per jaar gemiddeld 20% in gewicht en bijna 40% in waarde. In 1982 werd in totaal 40.000 ton verkocht. De federatie van koöperaties waarvan Kurien direkteur is, verkoopt met haar AMUL-merken de meeste babyvoeding. Zij heeft maar liefst 55% van de Indiase markt in handen en verdiende in 1982 500 miljoen roepies aan de verkoop van babyvoeding. Dit was iets minder dan één derde van haar totale verkopen in dat jaar. Geen wonder dat steeds meer melkkoöperaties babyvoeding willen gaan produceren. Kurien hierover: 'Ze denken allemaal dat de produktie van babyvoeding AMUL maakte tot wat het nu is, dus hoe kan ik hen nu vragen er niet mee aan de gang te gaan'. Ook de multinationale bedrijven zoals Glaxo, Nestlé en Hindustan Lever, een dochteronderneming van Unilever, gaan steeds meer op deze markt opereren.
De fabrikanten van babyvoeding proberen de verkoop hiervan nog op een andere manier te rechtvaardigen. Zij stellen dat dit in de fabriek gemaakte voedsel voornamelijk gebruikt wordt door gestudeerde upper-class-moeders. Zij zouden de gebruiksaanwijzingen kunnen begrijpen en de dosering opvolgen. Dr. R.K. Anand, een kinderarts uit Bombay, lid van de Consumer Guidance Society of India en de Indiase advieskommissie bestrijdt deze mening echter sterk. In zijn eigen ziekenhuis, het Nair Charitable Hospital in Bombay, bestudeerde hij 200 geregeld terugkerende patientjes. Ongeveer 110 ervan werden met de fles gevoed. Meer dan drie kwart van de ouders van deze kinderen verdiende minder dan 150 roepies per maand, een hongerloon. Bijna de helft van de moeders was analfabeet. Negenennegentig met de fles gevoede babies kwamen uit huizen zonder stromend water. Van de 200 babies stierven er uiteindelijk 13. Allen waren met de fles gevoed geweest.
Soortgelijke studies zijn er in overvloed. Onlangs nog publiceerde de Nutrition Foundation of India een rapport waarin gesteld wordt dat steeds meer arme vrouwen overgaan op het gebruik van flesvoeding.


Illustratie: Centre for Science and Environment, New Delhi

    De Indiase kode

Het rapport van de Indiase advieskommissie heeft uiteindelijk geresulteerd in een Indian National Code for Protection and Promotion of Breast-feeding, opgesteld door het Indiase Ministerie van Sociaal Welzijn in december 1983. In deze kode wordt aangedrongen op het propageren en beschermen van borstvoeding. Alleen wanneer dit echt nodig is mag gebruik van vervangingsmiddelen van borstvoeding aangeraden worden. Er worden een aantal opmerkelijke dingen gesteld. Zo mogen fabrikanten en distributeurs geen gratis artikelen of andere reklame onder zwangere vrouwen en moeders van babies meer verspreiden die vervangingsmiddelen voor borstvoeding propageren. Instellingen van de Indiase gezondheidszorg mogen geen personeel meer aanstellen dat betaald wordt door fabrikanten en distributeurs. Interessant zijn vooral een aantal regels voor het gebruik van teksten en afbeeldingen op etiketten. Hierop moet vermeld worden: de woorden 'let op, belangrijk' of iets dergelijks; een verklaring waarin borstvoeding als het beste wordt aanbevolen en een verklaring dat het produkt alleen gebruikt mag worden na advies van een gezondheidswerker. Tenslotte wordt een oproep gedaan aan partikuliere organisaties, beroepsgroepen, instellingen en individuele personen om fabrikanten en distributeurs te benaderen als zij zich niet aan de kode houden.
Het is een goede zaak dat de Indiase regering deze kode heeft ingesteld. De vraag kan echter gesteld worden of er voldoende waarborgen zijn dat ze nageleefd wordt.

Het is al gebleken dat de zogenaamde 'edukatieve' advertenties misleidend zijn. Ze noemen wel het grote belang van borstvoeding maar de drie meest opvallende dingen in elke advertentie zijn de grote afbeelding van een goed doorvoed kind, een blik babyvoeding en de naam van de fabrikant in grote letters.
Ook Dr. Gopalan, direkteur van het Nationaal Voedingsinstituut en ex-direkteur van de Indiase Raad van Medisch Onderzoek, is van mening dat kodes opgesteld voor de marketing en verkoop van babyvoeding slechts zeer beperkte waarde hebben. Kodes hebben volgens hem alleen zin als er tevens heel praktische stappen gezet worden. Hij noemt o.a. het stopzetten van alle reklameboodschappen voor kommerciële verkoop van babyvoeding via All India Radio. Tevens is hij van mening dat in alle werkgelegenheidsprogramma's waarbij vrouwen zijn betrokken faciliteiten moeten komen om het geven van borstvoeding mogelijk te maken. Hij is het eens met de aanbeveling in de kode om partikuliere organisaties in te schakelen bij kontrole op de naleving ervan: 'Wat we nodig hebben is een beweging waarin waakzame vrijwilligersorganisaties, bewuste burgers, gestudeerde vrouwen en de pers de handen ineen slaan'.
Dr. Kurien verklaarde begin 1983 dat hij niet gebonden is aan het volgen van de aanbevelingen van de WHO of de toenmalige Indiase advieskommissie. Hij wilde alleen een kode volgen die is opgesteld door de Indiase regering.
Deze kode ligt nu op tafel. Het is echter de vraag of hij die zal naleven. In een rapport aan de Algemene Ledenvergadering van 1983 schreef Dr. Kurien namelijk het volgende: 'In het geval de voorgestelde wetgeving van kracht wordt, zal de federatie alternatieve strategieën in overweging moeten nemen om te verzekeren dat de belangen van de melkproducenten veilig gesteld worden van de nadelige invloed van de wetgeving op de markt voor babyvoeding'.


    Operatie Vloed en babyvoeding

Het is duidelijk, voor de organisatie van Dr. Kurien is de produktie van babyvoeding van groot belang. Belangrijk in dit geval is dat Dr. Kurien in India tevens de grote man achter het grootste zuivelhulpprojekt van de EEG 'Operatie Vloed' is.
Wat houdt dit projekt in? Onder invloed van de stijgende zuiveloverschotten in de EEG werd in 1970 in samenwerking met het Wereld Voedsel Programma en de Indiase regering 'Operatie Vloed' gestart. Een programma werd ontworpen waarbij grote hoeveelheden magere melkpoeder en boterolie in de daaropvolgende jaren gratis geleverd zou worden aan de Indian Dairy Corporation (IDC), een semi-overheidsorganisatie. Eerst gebeurde dit onder 'Operatie Vloed I', en nu onder de tweede fase van het projekt 'Operatie II'. De opbrengst van de verkopen wordt gebruikt om de Indiase zuivelsektor uit te breiden en te moderniseren. Het IDC verkoopt de zuivel onder de kostprijs aan koöperaties en fabrieken. Geschat wordt dat 90% van alle magere melkpoeder en boterolie die de IDC krijgt afkomstig is van de EEG. De twee grootste koöperaties van de

federatie van Kurien kochten in 1980-1981 bijna 3000 ton van de IDC onder het Operatie Vloed-programma. Ongeveer 9% van de totale hoeveelheden die de IDC aan de koöperaties in die periode leverde.
Wat heeft dit allemaal met ons verhaal over de produktie van babyvoeding te maken? We hebben reeds gezien dat de produktie van babyvoeding voor de federatie van koöperaties in Gujarat van groot ekonomisch belang is. In 1982-1983 maakte dit produkt 55% van de totale verkoop van melkprodukten van de federatie uit. Weliswaar wordt de via de IDC geleverde EEG-zuivelhulp aan de koöperaties niet rechtstreeks gebruikt voor de produktie van babyvoeding maar voor produktie van vloeibare melk, toch ligt er een indirekt verband. Doordat de EEG zuivelhulp verleent aan India komt de melktoevoer naar de steden niet ernstig in gevaar. Daardoor ontstaat er een overschot dat gebruikt wordt om babyvoeding te maken. Bovendien wordt door de EEG via het Operatie Vloed-programma veel geld gestoken in de bouw van melkfabrieken waar ook babyvoeding wordt geproduceerd.
Er ligt echter ook een veel direkter verband tussen de EEG-zuivelhulp en de produktie van baby-flesvoeding. De IDC verkoopt haar produkten niet alleen aan koöperaties, maar ook aan fabrieken voor heel specifiek de produktie van babyvoeding. In 1980/81 was dit in totaal 1280 ton. Zes van de zeven bedrijven zijn grote partikuliere bedrijven zoals o.a.: Food Specialities Ltd, Hindustan Lever en Glaxo Laboratories. Opmerkelijk is dat als zevende de AMUL-fabrieken van de federatie van zuivelkoöperaties in Gujarat genoemd wordt.


    EEG en babyvoeding

Hoe staat de EEG tegenover het op de markt brengen van vervangingsmiddelen voor moedermelk? In mei 1981 stemden alle EEG-lidstaten tijdens de konferentie van de WHO vóór de internationale gedragskode.
Het Europees Parlement nam in oktober 1981 een resolutie aan waarin de Europese Kommissie werd gevraagd maatregelen te treffen voor de toepassing en naleving van de normen van de internationale gedragskode. De Europese kommissie was echter weinig genegen met duidelijke richtlijnen te komen. In april 1983 legde zij aan het Europees Parlement een gedragskode voor die opgesteld was door de vereniging van de dieet- en voedingsindustrieën van de EEG. Deze vrijwillige kode voldoet echter niet aan de internationale regels die de Wereldgezondheidsorganisatie heeft aangenomen. Zo wordt o.a. reklame voor vervangingsmiddelen van borstvoeding aan ouders en het geven van geschenken door ondernemingen aan gezondheidswerkers nog steeds toegestaan.
Op 11 april 1983 verwierp het Europees Parlement met grote meerderheid van stemmen (133 tegen 23) deze door de kommissie voorgestelde kode en drong erop aan een richtlijn op te stellen ter uitvoering van de internationale gedragskode. Tot op heden heeft de Europese kommissie hieraan nog geen gevolg gegeven.

Feit is dat de Europese Gemeenschap via haar zuivelhulpprogramma 'Operatie Vloed' indirekt betrokken is bij de kommerciële verkoop van borstvoeding vervangende produkten door Indiase zuivelbedrijven. Het is daarom van groot belang dat het Europese Parlement doorgaat met haar pogingen de Europese kommissie te bewegen de internationale gedragskode daadwerkelijk uit te voeren. Hierbij zal niet alleen gelet moeten worden op de verkoop van kommerciële babyvoeding in de lidstaten van de Gemeenschap zelf, maar ook op de direkte of indirekte betrokkenheid van de EEG bij deze soort verkoop via haar hulpprogramma's aan en kommerciële exporten naar ontwikkelingslanden.
Wat India betreft zou dit kunnen betekenen dat de Europese Gemeenschap stringente voorwaarden gaat stellen aan de levering van magere melkpoeder aan India onder het 'Operatie Vloed'-programma. De Indian Dairy Corporation zou alleen dan verzekerd kunnen zijn van de levering van magere melkpoeder als zij ervoor zorgdraagt dat de koöperaties en de bedrijven die dit poeder goedkoop afnemen zich bij de verkoop van babyvoeding houden aan de nationaal en internationaal geaksepteerde kodes. De Europese Gemeenschap kan zich hierbij beroepen op de door de Indiase regering onlangs vastgestelde kode, de internationale kode van de WHO en de uitspraken van het Europese Parlement die zich achter deze laatste kode gesteld heeft.

XXX




begin document

tijdschrift India Nu

HOME Landelijke India Werkgroep

Landelijke India Werkgroep -7 juli 2014