terug

Tweede Kamer der Staten-Generaal


Vergaderjaar 2003-2004



26 485 Maatschappelijk verantwoord ondernemen



Nr. 26 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 15 maart 2004

Op 11 maart jl. sprak uw Kamer in het VAO over duurzame energie met de staatssecretaris van VROM. In dat overleg kwam een motie over het Nationaal Initiatief voor Duurzame Ontwikkeling (NIDO) en het Kenniscentrum MVO aan de orde (Kamerstukken 11, vergaderjaar 2003-2004, 28 241/25 026, nr. 15).
In aansluiting op wat de Staatssecretaris van VROM hierover op 11 maart heeft gezegd, bericht ik u, mede namens hem, als volgt.

In onze brief van 1 maart jl. (Kamerstukken 11, vergaderjaar 2003-2004, 26 485, nr. 25) gaven wij de mogelijkheid aan om van de opgebouwde kennis en expertise van het NIDO gebruik te maken bij de totstandkoming van het Kenniscentrum MVO. Uiteraard voorzover deze opgebouwde kennis en expertise specifiek betrekking heeft op maatschappelijk verantwoord ondernemen. Leidend daarbij is de vraag of hetgeen op het gebied van maatschappelijk verantwoord ondernemen door het NIDO is ontwikkeld, past binnen de doelstellingen en voorziene werkprogrammering van het Kenniscentrum MVO.

Ik zal bezien, conform de strekking van de motie, hoe het Kenniscentrum MVO gebruik kan maken van de MVO-expertise van het NIDO.

Ik zal dit punt uitdrukkelijk onder de aandacht brengen van het bestuur en de directeur van het Kenniscentrum MVO omdat dit van belang kan zijn bij de verdere invulling en personele bezetting van het Kenniscentrum MVO. Over de uitkomsten hiervan zal ik de Kamer, zoals gevraagd, in april 2004 op de hoogte stellen.

De Minister van Economische Zaken,
L.J. Brinkhorst

KST75132
0304tkkst26485-26
ISSN 0921 - 7371
Sdu Uitgevers
's-Gravenhage 2004






Tweede Kamer, vergaderjaar 2003-2004, 26 485, nr. 26



pagina VERANTWOORD ONDERNEMEN
   
begin document

Landelijke India Werkgroep - 9 april 2004