terug
Reactie MVO Platform op concept code van Commissie Corporate Governance


Keizersgracht 132 - 1015 CW Amsterdam
tel: +31 (0)20 639 12 91 - fax: +31 (0)20 639 13 21
info@mvo-platform.nl   www.mvo-platform.nl



Amsterdam, 4 september 2003

Geachte leden van de Commissie,

Graag willen ondergetekenden, leden van het MVO Platform1, vanuit de invalshoek maatschappelijk verantwoord ondernemen reageren op het concept van de Nederlandse corporate governance code die uw Commissie heeft gepresenteerd.

Corporate governance en MVO: onlosmakelijk verbonden
In de - naar wij hebben begrepen door uzelf geformuleerde - taakopdracht stelt u dat de voorgestelde code het oogmerk heeft ‘beursgenoteerde ondernemingen een handreiking te bieden voor het verbeteren van hun governance, want: ‘naleving hiervan dient het vertrouwen in het goede en verantwoorde bestuur van ondernemingen te vergroten’.
In de zin daarna vervolgt u met: "De invalshoek van de kapitaalmarkt staat derhalve [onze nadruk] centraal, dat wil zeggen de relatie beursgenoteerde ondernemingen-kapitaalverschaffers, zonder dat afbreuk wordt gedaan aan de positie van andere stakeholders (werknemers en andere betrokkenen). Deze invalshoek houdt ook in dat het onderwerp maatschappelijk verantwoord ondernemen geen onderdeel vormt van een hernieuwde code. Dit onderwerp is immers niet verbonden aan een nationale vennootschappelijke structuur en de reikwijdte ervan is ook veel breder dan het ontwikkelen van een nieuwe code voor het functioneren van Nederlandse ondernemingen op de kapitaalmarkt."

Deze citaten uit uw taakopdracht bevatten ons inziens tegenstrijdigheden die de reikwijdte, invulling en effectiviteit van de code ten onrechte zeer beperken. Wij leggen deze graag aan u voor:

  • het concluderende derhalve is onlogisch en niet op zijn plaats omdat het vertrouwen in het goede bestuur van een onderneming niet alleen afhankelijk is van de kapitaalmarkt. Juist de afgelopen jaren is dat vertrouwen in toenemende mate afhankelijk geworden van de verwachtingen en aanbevelingen van andere belanghebbenden (‘stakeholders’), zoals zakenpartners, leveranciers, maatschappelijke organisaties, de publieke opinie en de overheid (middels onder meer de OESO Richtlijnen voor Multinationale Ondernemingen).
    Ook de kapitaalmarkt zelf is in toenemende mate gevoelig geworden voor het vertrouwen van deze en andere belanghebbenden. Zeker voor internationaal opererende, aan de beurs genoteerde ondernemingen is het vertrouwen in toenemende mate afhankelijk geworden van de kwaliteit van het - vaak minder overzichtelijke, minder beheersbare en daardoor meer kwetsbare - opereren in het buitenland.
  • MVO is inderdaad niet een-op-een verbonden aan een nationale vennootschappelijke structuur, maar heldere principes en concrete bepalingen voor good governance zijn wel van cruciaal belang voor het realiseren van maatschappelijk verantwoord ondernemen. De reikwijdte van MVO is inderdaad veel breder dan de corporate governance code, maar adequate en mede op MVO toegesneden corporate governance is geen voldoende maar wel een noodzakelijke voorwaarde om maatschappelijk verantwoord te kunnen ondernemen.

Samenvattend: goed ondernemingsbestuur is ons inziens per definitie gerelateerd aan een adequate relatie tot alle ‘stakeholders’ bij een onderneming en niet alleen tot de relatie met de ‘shareholders’. Of om oud-hoogleraar ethiek Henk van Luijk met instemming te citeren: ‘Een Raad van Bestuur of een Raad van Commissarissen die ten aanzien van goed ondernemingsbestuur geen andere invalshoek hanteert dan de eisen van een goed functionerende kapitaalmarkt blijft maatschappelijk onder de maat en zal zijn corporate governance zien verschrompelen tot regels zonder diepgang en tot afspraken op papier. Tot een bron van onaangename verrassingen dus.

MVO: kerntaak van ondernemingen
Naast het feit dat er een functionele relatie is tussen corporate governance en MVO, is het ook van groot belang te constateren dat MVO inmiddels door zowel de sociale partners als de overheid wordt gerekend tot een van de kerntaken van de onderneming. Zo stelt de SER in haar advies ‘De winst van waarden’ met nadruk dat de zorg voor de maatschappelijke effecten van het functioneren van de onderneming tot de ‘core business’ van de onderneming moet worden gerekend. Deze ‘core business’ betreft volgens de SER de drie dimensies people, planet en profit. Voor de SER zijn ook de relatie met de stakeholders en transparantie over het maatschappelijk functioneren kernbegrippen van verantwoord ondernemen. Helaas beperkt de door u voorgestelde code zich tot de, overigens zeer belangrijke, profit dimensie van (verantwoord) ondernemen, waarbij het alleen gaat om financiële transparantie ten behoeve van de shareholders.

De herziene OESO Richtlijnen voor Multinationale Ondernemingen vormen voor de Nederlandse regering het normatieve kader voor het internationale functioneren van ondernemingen. Ook de werkgevers- en werknemersorganisaties hebben deze Richtlijnen onderschreven. Verder heeft de Nederlandse overheid door het oprichten van een actief Nationaal Contactpunt voor de promotie van de Richtlijnen en het behandelen van ‘specific instances’ (van ‘klachten’ over bedrijven) aangegeven dat de Richtlijnen weliswaar vrijwillig maar niet vrijblijvend zijn.

De OESO Richtlijnen, evenals het door u genoemde GRI, maken speciale aandacht voor MVO in een corporate governance code niet overbodig zoals u in uw taakopdracht stelt, maar tonen juist de noodzaak daarvan. Terwijl de OESO Richtlijnen de inhoudelijke normen bevatten waarop MVO minimaal gebaseerd zou moeten zijn, zou het doel van de corporate governance code moeten zijn om daarvoor de bestuurlijke condities te creëren. De Richtlijnen bevatten zelf ook enkele brede principes voor corporate governance. Van bedrijven wordt namelijk gevraagd om:

  • ‘goede beginselen voor ondernemingsbestuur te ondersteunen en te ontwikkelen en deze in de praktijk toe te passen’, en
  • ‘doelmatige zelfbesturingsmechanismen en beheerssystemen te ontwikkelen en toe te passen, die een relatie van wederzijds vertrouwen bevorderen tussen de ondernemingen en de samenleving waarin zij actief zijn.’

Het zal duidelijk zijn dat dergelijke algemene principes nadere uitwerking en toespitsing behoeven. Daar ligt ons inziens dan ook een belangrijke taak voor uw Commissie.

Ter completering van het normatieve kader waarvoor onder meer Nederlandse ondernemingen zich gesteld zien, willen wij u ook graag wijzen op het MVO Referentiekader van het MVO Platform én de onlangs door de Sub-Commission on the Promotion and Protection of Human Rights van de Verenigde Naties aangenomen normen inzake de verantwoordelijkheden van bedrijven met betrekking tot de mensenrechten.

Het MVO Referentiekader (december 2002) is een inventarisatie van normen, afspraken en operationele aspecten (ketenverantwoordelijkheid, stakeholderbetrokkenheid, transparantie & rapportage en onafhankelijke verificatie) die bij verantwoord ondernemen in internationaal verband van belang zijn. Deze normen etc. zijn gebaseerd op internationaal breed onderschreven verdragen, richtlijnen en instrumenten die direct of indirect tot maatschappelijke verplichtingen van bedrijven leiden. Het MVO Referentiekader verwoordt de verwachtingen van een breed scala aan Nederlandse maatschappelijke organisaties ten aanzien van ondernemingen die opereren in het buitenland. De staatssecretaris van Financiële Zaken, de heer Wijn, heeft in zijn vorige functie als staatssecretaris van Economische Zaken het Referentiekader zeer positief ontvangen.

De VN Normen voor verantwoord ondernemen2 van de Sub-Commission on the Promotion and Protection of Human Rights, die zijn aangenomen op 13 augustus 2003, zijn het (eerste) resultaat van een systematische en gezaghebbende definiëring door een VN orgaan van de verantwoordelijkheden van bedrijven. Deze verantwoordelijkheden vloeien voort uit bestaande verplichtingen van staten die partij zijn bij (een groot aantal) internationale verdragen die (mede) het functioneren van ondernemingen betreffen. De VN Normen zijn tevens het resultaat van een meerjarige en intensieve consultatie van regeringen, werkgevers-, werknemers- en andere maatschappelijke organisaties. De Normen zullen, na nieuwe consultaties, verder in het VN systeem worden besproken en zouden in de toekomst de basis kunnen vormen voor een internationaal wettelijk kader.

Voorstellen tot wijziging concept code
Bovenstaande schets van de centrale plaats die MVO inneemt bij het ondernemen en de relatie tot corporate governance, leidt ons tot de conclusie dat MVO integraal in de corporate governance code tot uiting moet komen. Graag geven wij daartoe een voorzet. Gezien het gedetailleerde karakter van de best practice bepalingen bevelen wij echter aan om de hele code, na consultatie van een aantal betrokkenen op het terrein van MVO, nog eens door te lopen om te bezien welke nieuwe principes en best practice bepalingen gerelateerd aan MVO toegevoegd zouden moeten worden.

Een eerste aanzet tot een dergelijke herziening ligt al besloten in de Preambule van uw concept code waar u zegt dat de code uitgaat van ‘het breed in Nederland onderschreven uitgangspunt dat de vennootschap een lange termijn samenwerkingsverband is van diverse bij de vennootschap betrokken partijen’. Het gaat daarbij volgens uw Commissie om ‘groepen of individuen, die direct of indirect het bereiken van de doelstellingen van de onderneming beïnvloeden of erdoor worden beïnvloed: werknemers, aandeelhouders, toeleveranciers, afnemers, maar ook overheid en maatschappelijke organisaties’. Wij zijn het daar van harte mee eens, maar menen dat uw taakopdracht daar, zoals hierboven is uiteengezet, deels haaks op staat.

De belangrijkste zaken die op basis van ons pleidooi opgenomen zouden moeten worden in de principes en bepalingen van de nieuwe corporate governance code zijn de volgende:

  1. In de Preambule zou, volgend op uw bovengeciteerde definitie van een vennootschap, een passage moeten worden opgenomen waarin staat dat corporate governance mede de condities moet scheppen voor maatschappelijk verantwoord ondernemen als een kerntaak van elke onderneming. Daarbij zou duidelijk gesteld moeten worden dat de door u genoemde ‘zo groot mogelijke rentabiliteit op langere termijn over het geïnvesteerde vermogen’ altijd zijn beslag moet krijgen binnen de grenzen van verantwoord ondernemen.

  2. In de Preambule zou in aanvulling op het genoemde onder a. expliciet aangegeven moeten worden dat de regel ‘pas toe of leg uit’ ook van toepassing is op maatschappelijk verantwoord ondernemen. Wat betreft het opereren van ondernemingen in het buitenland betekent dit dat de OESO Richtlijnen als minimum uitgangspunt zouden moeten dienen. De Raad voor de Jaarverslaggeving (RJ) komt in oktober a.s. met een nadere operationele uitwerking van MVO verslaggeving3. Ook de Raad hanteert een ‘pas toe of leg uit principe’ in haar Richtlijnen middels vetgedrukte passages ten aanzien van - nu alleen nog financiële - verslaggeving. Het ligt voor de hand dat ditzelfde principe, na maatschappelijke en politieke discussie over de inhoud van deze rapportage-richtlijnen, eveneens wordt toegepast op de rapportage door ondernemingen over hun beleid en functioneren op het gebied van people en planet.

  3. In het door u in de Preambule gedane voorstel om een panel op te richten dat doorlopend bekijkt of bepaalde principes of best practice bepalingen moeten worden aangepast of nader worden geïnterpreteerd, moeten ook deskundigen op het gebied van corporate governance in relatie tot verantwoord ondernemen worden opgenomen. Deze kunnen bij een herziening van de corporate governance code voorstellen doen op welke wijze nieuwe principes en bepalingen, bijvoorbeeld voortvloeiend uit de VN Normen, in de code opgenomen moeten worden.

  4. In de principes met betrekking tot de taak en werkwijze van zowel de Raad van Bestuur als de Raad van Commissarissen (I.1., pagina 8 en II.1., pagina 13), zou de verantwoordelijkheid voor het realiseren van maatschappelijk verantwoord ondernemen expliciet moeten worden opgenomen.

  5. Aan best practice bepaling I.1.3. zou als punt d. toegevoegd moeten worden: de strategie en het beheerssysteem ter realisering van maatschappelijk verantwoord ondernemen.

  6. Bij Principe I.2. (Bezoldiging) zou ook de realisatie van MVO principes en doelstellingen alsmede de kwaliteit van de relatie met externe belanghebbenden als een van de grondslagen voor de bezoldiging van de leden van de Raad van Bestuur moeten worden opgenomen.

  7. Aan de best practice bepalingen onder Principe II.2. (deskundigheid en samenstelling van de Raad van Commissarissen) zou de bepaling toegevoegd moeten worden dat minimaal een lid van deze Raad relevante kennis en ervaring heeft op het terrein van verantwoord ondernemen.

  8. Aan Principe II.4. (samenstelling en rol van drie kerncommissies van de Raad van Commissarissen) zou naast de auditcommissie, de remuneratiecommissie en de selectie- en benoemingscommissie ook een (vierde) MVO commissie moeten worden toegevoegd.

  9. Aan Principe II.6. (tegenstrijdige belangen) zou naast de verantwoordelijkheid voor de besluitvorming over het oplossen van tegenstrijdige belangen bij bestuurders, commissarissen en de externe accountant, ook majeure tegenstrijdige belangen en conflicten met externe belanghebbenden moeten worden toegevoegd.

  10. Aan Principe III.4. (informatieverstrekking aan aandeelhouders) zou moeten worden toegevoegd dat de gelijke en gelijktijdige informatie aan aandeelhouders en andere partijen op de financiële markt over aangelegenheden die invloed zouden kunnen hebben op de koers van het aandeel, ook die mogelijk koersbeïnvloedende informatie betreft welke te maken heeft met risico’s en kansen op het terrein van maatschappelijk verantwoord ondernemen.

  11. Aan hoofdstuk IV. (Audit van de financiële verslaggeving en de positie van de externe accountant) en Principe IV.1. (Financiële verslaggeving) zou maatschappelijke verslaggeving moeten worden toegevoegd. Aan de vier best practice bepalingen wordt steeds naast de ‘financiële informatie cq berichten’ ook relevante maatschappelijke berichten en informatie toegevoegd. Verder wordt parallel aan bepaling IV.1.2. toegevoegd: de MVO Commissie beoordeelt de kwaliteit van de maatschappelijke gedragscode, de beheerssystemen en eventuele dialogen met belanghebbenden alsmede de resultaten en de verificatie daarvan.

Tenslotte ondersteunen wij van harte uw aanbeveling aan de wetgever om ter facilitering van de naleving van de code, de regel ‘pas toe of leg uit’ wettelijk te verankeren. Overigens zijn wij van mening dat de inhoudelijke normen (van met name OESO en VN) op het terrein van verantwoord ondernemen zo spoedig mogelijk daadwerkelijk toegepast moeten worden.

Wij hopen dat uw Commissie deze reactie op de concept code voor beginselen van goede corporate governance bij het vaststellen van de definitieve versie zal betrekken. Vanzelfsprekend zijn wij ook graag bereid een en ander nader toe te lichten.

Met vriendelijke groet,

 

Gerard Oonk, woordvoerder MVO Platform (telefoon 030-2321340) en

Joris Oldenziel, coördinator MVO Platform


Namens de volgende lidorganisaties van het MVO Platform:

Amnesty International
CLAT-Nederland
COS Nederland
Evert Vermeer Stichting
Fair Food
Fair Trade Organisatie
Fair Wear Foundation
Goede Waar & Co
Greenpeace Nederland
Hivos
ICCO
IUCN - Nederlands Comité
IRENE
Koffiecoalitie
Landelijke India Werkgroep
Landelijke Vereniging van Wereldwinkels
Nederlands Instituut voor Zuidelijk Afrika (NIZA)
Novib
Pax Christi Nederland
Milieudefensie
Schone Kleren Kampagne
SIMAVI
SOMO
Stichting Max Havelaar
Vereniging Milieudefensie
WEMOS
Zuid Noord Federatie


1 Het MVO Platform is een samenwerkingsverband van ruim 30 maatschappelijke organisaties.
2 Zie: http://www1.umn.edu/humanrts/links/norms-Aug2003.html.
3 De RJ presenteert in oktober a.s. haar adviezen op dit gebied aan de staatssecretaris van Economische Zaken middels een aangepaste Richtlijn 400 voor het directieverslag en een 'handreiking' voor rapportage over MVO.



Landelijke India Werkgroep - 5 september 2003