terug

Gepubliceerd in: Volkskrant, 27 december 2000      


Bedrijven hechten meer aan maatschappelijke acceptatie

door:
Herman Wijffels

Het SER-advies over verantwoord ondernemen stelt vast dat ondernemingen steeds meer gebaat zijn bij een goede reputatie. Daarop moet verder worden ingespeeld, stelt Herman Wijffels. Het is naïef te denken dat een SER-advies over dit onderwerp grote vraagstukken oplost.

De SER heeft op 15 december een unaniem advies over 'maatschappelijk ondernemen' uitgebracht. Bij professor Gerard Keijzers is het advies - met de titel De winst van waarden - niet in goede aarde gevallen. In de Volkskrant van 19 december noemt hij het advies te beperkt, weinig verrassend en daarmee een gemiste kans.
   Keijzers wijst daarbij op drie urgente vraagstukken die ondernemingen in zijn visie zullen dwingen tot het nemen van een steeds grotere maatschappelijke verantwoordelijkheid. Om te beginnen zijn er de effecten van de bevolkingsgroei in termen van beslag op natuurlijke hulpbronnen, armoede, kinderarbeid, migratie etcetera; vervolgens is er de mondiale milieuproblematiek, waaronder de opwarming van de aarde; een derde vraagstuk is dat van de afname van het wereldbosareaal en van de biodiversiteit.
   Keijzers stelt dan vast dat de SER voorbij gaat aan de worsteling van bedrijven op weg naar maatschappelijk verantwoord ondernemerschap in deze kwesties door niet aan te geven hoe ondernemingen moeten handelen. Zo had aangegegeven kunnen worden hoe zij bijvoorbeeld kapitaalvernietiging kunnen voorkomen, hoe zij de winnende technologie van straks kunnen kiezen en hoe we nieuwe technologie voor de landbouw kunnen ontwikkelen.
   Inderdaad: De winst van waarden geeft op dergelijke hoe-vragen géén concreet antwoord. De vragen zijn op zich heel legitiem en relevant, maar zijn ons door het kabinet bij dit advies niet voorgelegd.
   De vraagstelling van het kabinet richtte zich op de rollen die overheden, bedrijfsleven en maatschappellijke organisaties kunnen en moeten spelen om in effectieve samenwerking gemeenschappelijke doelen te realiseren. Dat zijn vragen over de rolverdeling en de regie, niet over de inhoud van het beleid.
   Het is bovendien nogal naïef om van één enkel document - SER-advies of niet - de oplossing te verwachten van het brede scala aan lastige maatschappelijke vraagstukken dat de heer Keijzers aansnijdt. En dan laten we al die vragen die weer anderen in dit SER-advies ook beantwoord wilden hebben - over mensenrechten of over het grotestedenbeleid bijvoorbeeld - maar even buiten beschouwing. Ten slotte is het erg pretentieus om ondernemingen te vertellen hoe zij hun productieprocessen zouden moeten inrichten. De desbetreffende deskundigheid zit bij ondernemingen, niet bij de overheid en ook niet bij de SER.
   Daarmee wil ik de achterliggende maatschappelijke vraagstukken die Keijzers aansnijdt niet wegschuiven. Integendeel: van de SER mogen, in de mate van het mogelijke, ook antwoorden op dat soort vragen worden verwacht. De SER brengt dergelijke adviezen uit en zal dat blijven doen. In de afgelopen jaren heeft de SER onder meer aandacht gegeven aan de bijdrage van de particuliere sector aan de sociaal-economische ontwikkeling van ontwikkelingslanden en aan de versterking van de naleving van fundamentele arbeidsnormen. Uit de reeks adviezen over milieubeleid sinds 1988 noem ik bij wijze van voorbeeld de aanbevelingen over milieu, internationale handel en ontwikkeling(slanden) en over de invoering van een stelsel van verhandelbare CO2-emissierechten. Het recente advies over het sociaal-economisch beleid 2000-2004 plaatst onder het motto 'vergaande ontkoppeling tussen economische groei en milieudruk' een Deltaplan voor een duurzame energievoorziening op de agenda; het bespreekt daarnaast de voorwaarden voor een overgang van nazorg naar voorzorg in het kader van strategisch bedrijfsmilieumanagement. En voor volgend jaar staat onder andere een advies over de uitwerking van een nationale duurzaamheidsstrategie op het programma.
   Kortom: de door Keijzers genoemde onderwerpen zijn heel belangrijk en hebben ook de aandacht van de SER, maar waren, gelet op de vraag van het kabinet, niet aan de orde. Wat staat er dan wel in het advies? Om te beginnen de vaststelling dat maatschappelijk ondernemen gaat over de kern van de zaak en dus tot de core business van ondernemingen behoort. Maatschappelijk verantwoord ondernemerschap vraagt van een onderneming twee dingen. Het eerste is het bewust richten van de eigen activiteiten op het scheppen van waarde in drie dimensies: profit (het economisch rendement), people (de gevolgen voor mensen, binnen en buiten de onderneming) en planet (de effecten op het natuurlijk leefmilieu). Daarbij doordenken ondernemingen alle processen binnen hun organisatie op hun externe en lange-termijn-effecten, om vervolgens individueel dan wel in sectorale, lokale of regionale verbanden, de negatieve externe effecten van het eigen handelen zoveel mogelijk te beperken en de positieve externe effecten ruimte te geven en te versterken. Zo wordt de bijdrage van de onderneming aan de maatschappelijke welvaart geoptimaliseerd.
   Het tweede kenmerk van maatschappelijk ondernemen is het onderhouden van een relatie met de verschillende belanghebbenden op basis van doorzichtigheid en dialoog, waarbij ondernemingen antwoord geven op gerechtvaardigde vragen uit de maatschappij. Ondernemingen maken samen met maatschappelijke organisaties en de vakbeweging deel uit van een maatschappelijke arena waarin nieuwe normen, waarden en maatschappelijke verwachtingen worden ontwikkeld. De emancipatie heeft de afhankelijkheid op dit vlak van 'boven' (van de kerk en/of de overheid) sterk verminderd.
   Wat brengt ondernemingen tot een dergelijk maatschappelijk ondernemerschap? Daarbij kunnen verschillende motieven een rol spelen, variërend van idealisme tot welbegrepen eigen belang. Een belangrijke overweging is dat maatschappelijke acceptatie en een goede reputatie voor veel ondememingen belangrijke continuïteitsvoorwaarden zijn geworden. Een goede reputatie (op de afzetmarkt, de arbeidsmarkt en de kapitaalmarkt) heeft marktwaarde voor een bedrijf. Ondernemingen die zich weinig gelegen laten liggen aan hun reputatie, zich opportunistisch opstellen en weinig investeren in de kwaliteit van producten en productieprocessen, dreigen hun maatschappelijke acceptatie te verliezen. Maatschappelijke oriëntatie en economisch belang komen hier samen.
   De SER stelt vast dat dit reputatiemechanisme werkt en dat ondernemingen steeds meer invulling geven aan hun maatschappelijke rol en daarover informatie verschaffen en de dialoog aangaan. De onlangs vernieuwde OESO-richtlijnen voor multinationale ondernemingen fungeren daarbij als een standaard voor een passend gedragspatroon.
   Keijzers wijst er terecht op dat veel grote bedrijven al een bredere dan de wettelijk voorgeschreven verslaglegging plegen. Mijn conclusie is dat we op die weg moeten voortgaan door in die maatschappelijke arena een beroep te blijven doen op de maatschappelijke verantwoordelijkheid van ondernemingen. Pogingen om deze verantwoordelijkheid door extra regelgeving af te dwingen zijn daarmee in strijd, omdat zij die eigen verantwoordelijkheid beperken en daarom naar mijn overtuiging contraproductief zijn.

Herman Wijffels is SER-voorzitter



begin document

Landelijke India Werkgroep - 9 januari 2001