Indiërs schieten weinig op
met verkiezingen |
|
De verkiezingen in India zitten er weer op. Eindelijk, zullen
veel Indiërs denken, want verkiezingen zijn in dit enorme land
met zijn ruim zeshonderd miljoen kiesgerechtigden een omslachtige en tijdrovende zaak. Dit keer vonden ze plaats in vijf etappes, tussen 5 september en 3 oktober, waarna het tellen van de stemmen kon beginnen. Zo'n 360 miljoen Indiërs brachten hun stem uit. Vandaag (13 oktober 1999) wordt Atal Behari Vajpayee opnieuw beëdigd als de nieuwe premier: voor de derde keer in ruim drie jaar. Als de verkiezingen iets duidelijk maken, dan is het dat 's werelds grootste democratie echt zal moeten wennen aan coalitieregeringen en dus politieke samenwerking. Dat het daaraan nogal schort bewijzen de regeringscrises van de laatste jaren, waardoor de Indiërs na de verkiezingen van 1996, in 1998 en nu dus opnieuw naar de stembus
moesten.
De tijd dat één partij, zoals vroeger de Congrespartij, de lakens kan uitdelen is ook na deze verkiezingen niet teruggekeerd, en het is onwaarschijnlijk dat dit ook spoedig zal
gebeuren. De hindoenationalistische BJP van Vajpayee is nog
altijd niet toe aan een meerderheidspositie. De partij haalde
eenzelfde resultaat als vorig jaar. En dus zijn Vajpayee c.s.
opnieuw aangewezen op kleinere politieke partijen die met de
BJP de vorige coalitie, de Nationaal Democratische Alliantie,
vormden. Juist die, veelal regionale, BJP-bondgenoten zijn de
grote winnaars van de verkiezingen en als geheel heeft het
'BJP-blok' nu een comfortabele meerderheid in het parlement.
De oppositionele Congrespartij verloor, na jarenlange electorale tegenslagen, opnieuw en behaalde een historisch dieptepunt. Dat is een forse tegenvaller omdat de partij in de peilingen eind vorig jaar nog op dikke winst stond en tot voor zeer kort nog op een kleine winst mocht hopen. De derde 'stroom' in de Indiase politiek, de linkse oppositiepartijen, kreeg ook klappen en zal als 'stroompje' zijn wonden moeten likken.
Of de kiezers iets zijn opgeschoten, is zeer de vraag. De
verkiezingen gingen vooral over nationalistische hangijzers
als de verhouding met Pakistan, die afgelopen zomer uitmondde
in de 'bijna-oorlog' tussen beide rivalen over de kwestie
Kashmir. Deze verkiezingen zullen de geschiedenis ingaan als
de 'Kargil-verkiezingen', naar de plaats in het Indiase deel
van Kashmir waar deze zomer hevig werd gevochten. Vajpayee
probeerde de Indiase overwinning, in de vorm van de uiteindelijke aftocht van (Pakistaanse) infiltranten, electoraal uit
te buiten. De aftocht van de infiltranten was het startsein
voor zijn verkiezingscampagne. De Congrespartij en de linkse
partijen verweten Vajpayee juist gebrek aan patriottisme en
waakzaamheid door de infiltratie in de eerste plaats te hebben
laten gebeuren.
Door te wijzen op de Italiaanse afkomst van Congresleidster en kandidaatpremier Sonia Gandhi probeerde de BJP een
tweede nationalistische troef uit te spelen. Omgekeerd speelt
de Congrespartij de laatste jaren als oppositiepartij ook niet
bepaald een constructieve rol. Een jongere kiezer verwoordde
het in een interview als volgt: "De Congrespartij wil alleen
maar regeringen omverwerpen".
Toegegeven, de verhouding met Pakistan houdt grote groepen Indiërs (en Pakistani) op gezette tijden bezig. Ze vormde
dan ook begrijpelijk een belangrijk punt bij de verkiezingen,
maar de overdreven nadruk was niet gerechtvaardigd. Voor het
leeuwendeel van de Indiërs (en Pakistani) zijn de bestandslijn
in Kashmir en de 'vijand' ver weg. De oorlogszuchtige taal in
de monden van de politici leek vooral bedoeld om nationalistische sentimenten op te zwepen en de meerderheid van arme
kiezers te laten vergeten dat er weinig wordt gedaan aan de
grote sociale problemen van het land.
De punten waar het werkelijk om zou moeten gaan in het
verkiezingsdebat schitterden namelijk door afwezigheid. In het
dagelijkse leven worstelen honderden miljoenen Indiase burgers
vooral met hardnekkige sociale en economische achterstelling.
De werkelijke vijanden heten armoede, analfabetisme, kastendiscriminatie, milieuverontreiniging en de belabberde staat
van basisonderwijs en -gezondheidszorg. Volgens de Planning
Commission van de Indiase overheid zelf leeft 36 procent van
de bevolking onder de armoedegrens. Bijna de helft van de
Indiërs is ongeletterd.
Wel bevatten de verkiezingsprogramma's van de Indiase
politieke partijen meer paragrafen over het welzijn van kinderen dan voorheen, zo blijkt uit een onderzoek dat acht programma's op dit punt doorlichtte. Vijf daarvan tellen relevante passages, varirend van de vage toezegging van de BJP dat "ze maatregelen zal nemen tegen kinderarbeid" (zonder uit te leggen hoe of wat) tot de uitspraak van de Congrespartij dat er "een tijdgebonden programma zal worden ingevoerd dat er voor moet zorgen dat alle kinderen tot 14 jaar voor het jaar
2003 toegang zullen krijgen tot basisonderwijs, en dat er
middelen vrijgemaakt zullen worden om dit te financieren". Bij
de verkiezingen van 1996 hadden nog maar twee van deze acht
partijen op kinderen gerichte sociale passages.
Dat is een vooruitgang, maar verkiezingsprogramma's
bieden geen garantie voor de kansarmen van India op een positieve politieke uitkomst. De reden is de onwil van een groot
deel van de maatschappelijke en politieke elite om werkelijk
structurele maatschappelijke verandering aan te brengen. Meer
geld voor basisonderwijs betekent bijvoorbeeld dat er op
subsidies voor welvarende boeren moet worden bezuinigd. Niet
alleen beloftes in verkiezingsprogramma's, maar zelfs in
regeerprogramma's zijn in het verleden vaak ijdel gebleken.
Kenmerkend is de toezegging van opeenvolgende regeringen om
zes procent van het nationale inkomen te bestemmen voor onderwijs, iets wat er nog steeds niet van is gekomen. Dergelijke
toezeggingen lijken vooral symbolisch van aard.
Of deze verkiezingen India in ieder geval een stabielere
regering opleveren, hangt vooral ook af van de lering die de
politici trekken uit drie keer verkiezingen in ruim drie jaar.
Een overdaad aan verkiezingen komt de bestuurbaarheid van het
land niet ten goede, kost veel geld en holt het vertrouwen in
de democratie uit. Het is te hopen voor India dat de kiezers
niet opnieuw voortijdig zullen moeten opdraven. De Nationaal
Democratische Alliantie heeft nu wel een stevige meerderheid
en het 'overlopen' van een enkele coalitiepartner is nu niet
voldoende voor een regeringscrisis. Voor een nieuwe regeringscrisis zal de oppositie meer coalitiepartners moeten 'losweken'. Maar onmogelijk is het niet; enige twijfel over de stabiliteit van de regering blijft op zijn plaats. Een positief aspect van de verkiezingsuitslag is dat de BJP juist door haar afhankelijkheid van coalitieparters in de regeringspraktijk haar hindoenationalisme zal moeten blijven matigen. Veel van de coalitiepartners moeten daar namelijk weinig van hebben. Zij zijn meer geïnteresseerd in de verdediging van de
belangen van hun (regionale) achterban.
De auteur is verbonden aan
de Landelijke India Werkgroep in Utrecht.