terug
Onderstaand artikel is gepubliceerd in: Trouw, 2 juni 1998      

Nieuw verdrag tegen kinderarbeid dreigt flop te worden

door:
Gerard Oonk en Stefan Durwael

De Wereldmars tegen Kinderarbeid bereikte dit weekend haar eindbestemming Genève. Die keuze is niet toevallig. Vandaag beginnen hier de onderhandelingen van regeringen, werkgevers en werknemers op de conferentie van de Internationale Arbeidsorganisatie (ILO) over een nieuw verdrag tegen 'extreme vormen van kinderarbeid'. Zo'n verdrag stelt niets voor, als daarin niet de puntjes op de i worden gezet. De Landelijke India Werkgroep en Fair Trade kijken naar de details.

Behalve verdragen die slavernij en gedwongen arbeid verbieden, kent de ILO al sinds 1973 het 'Verdrag 138', dat arbeid onder de 15 jaar verbiedt. Ontwikkelingslanden kunnen op verzoek de leeftijd van 14 jaar aanhouden. Kinderen van 12 en 13 mogen in die landen 'licht werk' verrichten als dat school of opleiding niet belemmert.
Het nieuwe verdrag beperkt zich tot de zogenaamde extreme vormen van kinderarbeid: (schuld)slavernij en gedwongen arbeid, kinderhandel, kinderprostitutie, kinderpornografie en werk in gevaarlijke en ongezonde omstandigheden. Met een dergelijke tekst wil de ILO prioriteiten aangeven in de strijd tegen kinderarbeid en onmiddellijk actie kunnen ondernemen tegen de extreme uitingen.
Veel landen ondertekenden Verdrag 138 nog niet (hoewel het aantal ondertekenaars snel toeneemt), omdat snelle uitvoering niet mogelijk zou zijn. Een nieuw verdrag, beperkter maar breder onderschreven, zou beter uitgevoerd worden.
Terecht vraagt de FNV zich af wat de toegevoegde waarde van het nieuwe verdrag is. Minstens zo belangrijk als het bestrijden van de extremiteiten is een alomvattend programma zodat uitbanning van àlle kinderarbeid niet uit het oog raakt. Maar behalve dat controle grotendeels ontbreekt, is de definitie van 'extreme vormen van kinderarbeid' veel te beperkt. Een verbod op arbeid van jonge kinderen (onder de 12 jaar) en op arbeid die kinderen belemmert om naar school te gaan zou ook tot die extreme vormen gerekend moeten worden. Dat laatste is speciaal voor meisjes van groot belang omdat zij al jong fulltime huishoudelijk werk verrichten of als dienstmeid werken en niet naar school mogen.
Een 'onderwijs-clausule' in het nieuwe verdrag sluit aan bij het 'Verdrag voor de rechten van het kind', door bijna alle landen ondertekend. Hierin beloven regeringen te zorgen voor verplicht en gratis basisonderwijs voor elk kind.

Weliswaar beweert de ILO dat Verdrag 138 dé internationale standaard blijft, maar in de praktijk zal het politieke belang ervan afnemen zodra het nieuwe verdrag er is. Dé manier om dat te voorkomen is het leggen van een duidelijke 'brug' tussen beide verdragen. Landen onder het nieuwe verdrag zouden zich moeten verplichten binnen 3 tot 5 jaar ook Verdrag 138 te ondertekenen. De uitvoering van het nieuwe verdrag is opgenomen in een vrijblijvend aanhangsel waarin regeringen gevraagd wordt met werkgevers en werknemers nationale actieprogramma's op te stellen. Het gaat om onverplichtende zaken als: informeren, bewust maken, afkeuren, speciale aandacht geven aan..... Maar juist in het verdrag zelf moet vastliggen dat regeringen bindende afspraken met werkgevers én hun toeleveranciers moeten maken om extreme kinderarbeid uit te bannen en te zorgen voor onderwijs en een 'faire beloning' voor de volwassen werknemers.
Die 'toeleveranciers' zijn zo belangrijk omdat productie veelal is uitbesteed aan slechtbetaalde kleine werkplaatsen en thuiswerkers. De slechte betaling van de volwassenen (en het ontbreken van onderwijs) dwingt hen er toe om hun kinderen in te schakelen. De 'goedkope' kinderen drukken de lonen van de volwassenen en zo is de cirkel van de armoede rond.

Op de ILO-conferentie die vandaag begint wordt ook gewerkt aan een 'Verklaring' op basis van een aantal fundamentele arbeidsnormen. Alle leden van de ILO moeten zich aan die normen houden. Het gaat daarbij om vrijheid van vakvereniging, het recht op collectieve onderhandelingen, een verbod op discriminatie in het werk (bijvoorbeeld gelijke beloning van mannen en vrouwen) en een verbod op dwangarbeid.

Naar verwachting wordt ook het nieuwe kinderarbeid-verdrag deel van de Verklaring.
De in deze Verklaring opgenomen arbeidsnormen zijn de komende jaren speerpunt internationale pogingen om de economische globalisering een menselijk gezicht te geven. Als de ILO daar zelf niet of onvoldoende in slaagt, dan zal de Verklaring ongetwijfeld als 'meetlat' gaan fungeren om handelsmaatregelen te nemen tegen landen die fundamentele arbeidsnormen blijven schenden.
Fundamentele arbeidsnormen spelen nu al een belangrijke rol bij de ontwikkeling van vrijwillige keurmerken (zoals voor kleding, tapijten en voetballen) en sociale bedrijfsgedragscodes. De nieuwe ILO-Verklaring zal deze tendens nog versterken.

Een nieuw verdrag tegen kinderarbeid is contraproductief als het geen kracht uitstraalt. Voorwaarden voor een goed verdrag zijn: koppeling aan het bestaande Verdrag 138, een verbod op werk dat de schoolgang belemmert en op arbeid van jonge kinderen, bindende afspraken met lokale werkgevers en het strafrechtelijk aansprakelijk stellen van internationaal opererende bedrijven als zij betrokken zijn bij extreme vormen van kinderarbeid.

Als een verdrag met deze elementen niet haalbaar is, dan zou Nederland zijn steun aan het nieuwe verdrag moeten onthouden en moeten streven naar versterking van de bestaande verdragen tegen kinderarbeid en slavernij.

Gerard Oonk is beleidsmedewerker van de Landelijke India Werkgroep,
Stefan Durwael algemeen directeur van de Fair Trade Organisatie




LIW IN 'T NIEUWS

Maatschappelijk verantwoord ondernemen

Kinderarbeid & Onderwijs

HOME Landelijke India Werkgroep

Landelijke India Werkgroep - 20 juni 2003