terug
Onderstaand artikel is gepubliceerd in: Trouw, 29-4-1993      
Dit artikel is een reactie op: "Verkeerde voorwaarde bij hulpcampagne voor India" (Trouw, 17-4-1993)       

Kritiek op campagnes voor India raakt kant noch wal

door:
Gerard Oonk en
Ipe van der deen

Het is een bekende truc. Maak een karikatuur van de opvattingen die je bestrijdt, laat essentiële informatie weg en haal meningen van erkende 'opinieleiders' uit hun context om je eigen betoog kracht bij te zetten. Dat doet Fons van der Velden, medewerker van ICCO, in zijn artikel 'Verkeerde voorwaarde bij hulpcampagne voor India' dat 17 april jl. op de Podiumpagina [van Trouw] werd gepubliceerd.

De Landelijke India Werkgroep (LIW) zit volgens Van der Velden flink fout. Paternalisme - gelukkig wel van de variant 'goed bedoeld' - en 'inmenging van buiten in het beleid van een redelijk functionerende democratie' zijn geen geringe beschuldigingen tegen een comité dat solidair wil zijn met de armen in India. De campagnes tegen de levering van EG-melkpoeder aan India en voor steun aan werkgarantieprogramma's zouden daar prominente voorbeelden van zijn.
Het is wellicht opmerkelijk dat we dit van de Indiase ambassade in deze gevallen niet hebben gehoord. Dat is wel eens anders geweest. Namelijk toen de LIW begin jaren '80 de hulpleveranties van grote visserijtrawlers, die de ambachtelijke vissers brodeloos dreigden te maken, bekritiseerde en de schending van de mensenrechten van kastelozen en inheemse volken onder de aandacht van publiek en politiek bracht.
De 'trawleractie', die de LIW samen met de Indiase Federatie van ambachtelijke vissersbonden ondernam, leidde tot stopzetting van deze vorm van 'hulp'. De verklaring over de mensenrechten in India werd destijds ondertekend door alle grote politieke partijen in Nederland. De toenmalige minister van ontwikkelingssamenwerking Schoo ging vervolgens voor het eerst met Indiase mensenrechtenorganisaties praten.
De LIW heeft de Nederlandse regering echter nooit gevraagd om de hulp als sanctiemiddel te gebruiken. Wel is haar gevraagd om bezorgdheid over mensenrechtenschendingen uit te spreken.
De Indiase ambassade liet haar ongenoegen over deze activiteiten blijken, zoals ze dat ook recent deed over de India-campagne van Amnesty International. Van een onaanvaardbare inmenging van buiten is echter geen sprake, tenzij Van der Velden daar ook het werk van Amnesty en het hele Nederlandse ontwikkelings- en mensenrechtenbeleid onder wil laten vallen.

Fundamentele rechten
Het uitgangspunt van de activiteiten van de LIW was toen en nu: opkomen voor de fundamentele rechten van de armen en rechtelozen in India, in solidariteit en dialoog met organisaties die zich daarvoor inzetten. Dit wordt ondersteund door eigen onafhankelijk onderzoek. Wij richten ons vooral op de hulp, handel en investeringen van Nederlandse/westerse overheden, instellingen en bedrijven en de effecten daarvan op de armste groepen.
Als eerste voorbeeld van het 'paternalisme' van de LIW noemt Van der Velden onze campagne tegen de leveranties van EG-melkpoeder en boterolie aan India. Het hoofdaccent in de campagne lag op de oneerlijke concurrentie van de Europese zuiveloverschotten met de eigen melkproduktie van Indiase veehoud(st)ers, waardoor de veelal kleine Indiase veehouders duidelijk werden benadeeld.
In India werd in de media en de politiek heftig over dit zogenoemde 'Operatie Vloed' programma gedebatteerd en diverse Indiase wetenschappers en organisaties pleitten voor stopzetting of afbouw van de Europese zuivelhulp. Op basis daarvan, en van eigen onderzoek, heeft de LIW samen met organisaties in andere EG-landen een campagne, gericht op Europese Commissie en Parlement gevoerd die, na een onafhankelijke evaluatie, tot vermindering van de zuivel hulp en tot het uit de weg ruimen van de oneerlijke concurrentie met de Indiase veehouders heeft geleid.
Van der Velden citeert ter ondersteuning van zijn redenering de Indiase onderzoekster Usha Menon, die tegen 'elke vorm van conditionaliteit' is. Meent Van der Velden nu werkelijk dat landen en organisaties maar een blanco cheque naar India moeten overmaken? Is het niet de bedoeling dat de hulp - ook die van ICCO - zoveel mogelijk aan de armen ten goede komt?
Om zijn beschuldiging van paternalisme te onderbouwen rukt Van der Velden een citaat uit zijn verband waarin wordt gezegd dat de LIW het streven naar hulp met minder voorwaarden een onwenselijk uitgangspunt zou vinden. Hij laat de daarop volgende zin weg waarin staat dat de voorwaarden die landen aan de hulp koppelen om hun eigen belangen te bevorderen, zoveel mogelijk moeten worden teruggedrongen. Zo zijn wij tegen 'gebonden' bestedingen in Nederland.

Suggestief
Het beeld dat Van der Velden van de campagne 'Werk tegen armoede' schetst, is mijlen bezijden de waarheid en van een hoog suggestief gehalte.
Vier Indiase organisaties zouden volgens hem bij hun regering aandringen op meer prioriteit voor werkgelegenheidsprogramma's. In feite is er een beweging van honderden particuliere organisaties en lokale landarbeidersbonden die de afgelopen zes jaar actie heeft gevoerd voor werkgarantie. Deze moet een bestaansminimum verschaffen aan de 250 miljoen landlozen die nu onder de armoedegrens leven.
Deze recht-op-werkbeweging is vooral geïnspireerd door een programma in de deelstaat Maharashtra dat al 20 jaar bestaat. Dit programma geeft elke plattelandsbewoner daar, ondanks tekortkomingen in de uitvoering, recht op ongeschoold werk tegen het minimumloon in door de lokale overheid opgezette openbare werken. Het gaat daarbij vooral om werk dat bijdraagt aan landbouwontwikkeling en milieuverbetering en nieuwe 'gewone banen' schept. Tweederde van de werkers in het programma zijn vrouwen. Jaarlijks maken een half tot een heel miljoen mensen gebruik van deze vorm werkzekerheid.
In het rapport 'Honger en overvloed - oorzaken en oplossingen' stellen prof. W. Tims (voorzitter van ICCO en hoogleraar aan de VU) en de Indiase econoom K.S. Parikh dat het op grote schaal scheppen van loonarbeid via openbare werken de meest haalbare manier is om de honger in India in het jaar 2000 uit te bannen. Zij noemen deze aanpak niet alleen sociaal wenselijk, maar ook betaalbaar en gunstig voor de economie als geheel. Extra ontwikkelingshulp zou daaraan volgens hen een goede bijdrage kunnen leveren.
De bewering van Van der Velden dat "uit niets blijkt dat deze organisaties de LIW hebben verzocht om via de Nederlandse druk uit te oefenen op hun eigen overheid", is eveneens onjuist. Indiase niet-gouvernementele organisaties die een leidende rol spelen in de werkgarantie-beweging in vier deelstaten, hebben ons gevraagd om bij de Nederlandse regering en de EG aan te dringen op steun aan dergelijke programma's. Niet door Nederland en de EG 'druk te laten uitoefenen' op India - dat is een suggestieve term van Van der Velden -, maar door een aanbod voor steun aan de Indiase regering voor te leggen. In de loop van de campagne hebben daar naast nog circa veertig organisaties, netwerken van organisaties (waaronder een koepel met 400 leden) en prominente personen ons expliciet laten weten dat zij de campagne steunen.
Diverse organisaties pleitten in brieven aan Pronk, de Europese Commissie en het Europees Parlement voor hulp en schuldverlichting van de westerse landen als bijdrage aan de financiering van werkgarantie-programma's.
En de Indiase regering, vindt die niet dat Nederland zich bemoeit met zaken die haar niet aangaan? Van der Velden vermeldt alleen dat minister Pronk bereid is om hulp aan werkgarantie-programma's te geven, maar niet dat de Indiase regering daarvoor inderdaad belangstelling heeft. Dat is niet verbazingwekkend, want de huidige regering heeft de deelstaten aanbevolen om een soortgelijk werkgarantieprogramma als in Maharashtra op te zetten. Een officiële Indiaas-Nederlandse onderzoeksmissie heeft inmiddels geadviseerd om in twee deelstaten met een proefprogramma in enkele districten te beginnen.

Karretje
In een poging de voorzitter van ICCO, prof. W. Tims, voor zijn karretje te spannen meent Van der Velden een tegenspraak te ontwaren tussen een recent rapport van de Nationale adviesraad voor ontwikkelingssamenwerking (NAR), dat onder leiding van Tims is opgesteld, en de campagne 'Werk tegen armoede'. Het advies van dit rapport om meer rekening te houden met prioriteiten van ontwikkelingslanden zelf, is echter precies wat wij hebben gedaan.
Voor de LIW staan de prioriteiten van de armen en hun organisaties daarbij voorop, maar in dit geval lijkt ook de regering bereid om 'werk te maken van werkgarantie'. Een betere voedingsbodem voor een Nederlands of Europees ontwikkelingsbeleid dat in India bijdraagt aan armoedebestrijding op grote schaal, lijkt dan ook nauwelijks mogelijk.
Uit een interview in het blad Internationale Samenwerking naar aanleiding van het recente NAR-rapport blijkt overigens, dat prof. Tims beslist geen voorstander is van de blanco-cheque-opvatting van Van der Velden. Tims zegt onder meer: "Wanneer een regering bijvoorbeeld in haar beleidsplan heeft staan dat vooral de rurale ontwikkeling bevorderd moet worden en vervolgens besluit daarop te bezuinigen, kan een donor die regering op haar eigen doelstellingen aanspreken."

Het streven van Van der Velden om de LIW voor verkeerde keuzes te behoeden lijkt lovenswaardig, evenals zijn zorg dat de uw haar karakter als kritische actiegroep geweid aandoet. De volgende keer zal hij zijn argumenten om aan te tonen dat we wat dat betreft uit onze rol zouden vallen, toch wat zorgvuldiger moeten kiezen.

De auteurs zijn resp. stafmedewerker en voorzitter van de Landelijke India Werkgroep.


Dit artikel was een reactie op:
"Verkeerde voorwaarde bij hulpcampagne voor India" (Trouw, 17-4-1993)


LIW in de pers Maatschappelijk verantwoord ondernemen HOME Landelijke India Werkgroep

Landelijke India Werkgroep - 6 juli 2004