terug
Onderstaande brief is gepubliceerd in: NRC Handelsblad, 19-1-1984      


Kunstmest

door:
Gerard Oonk

In NRC Handelsblad van 6 januari reageert de heer Bartlema van de Unie van Kunstmestfabrieken, een dochteronderneming van DSM en Nederlands grootste kunstmestproducent, op mijn artikel van 21 december over de Nederlandse ontwikkelingshulp aan India. Bartlema is het oneens met de in dat artikel kort toegelichte stelling dat de omvangrijke kunstmesthulp aan India nauwelijks bijdraagt aan de doelstellingen van het Nederlandse ontwikkelingsbeleid: armoedebestrijding en economische verzelfstandiging. Bij het beargumenteren van het tegendeel springt hij echter wel erg 'losjes' met de feiten om en schrijft hij mij uitspraken toe die ik niet heb gedaan.
De kern van Bartlema's betoog is dat juist de kleine boeren in India baat hebben bij de Nederlandse kunstmesthulp. Kleine boeren zijn volgens hem boeren met minder dan 4 hectare grond. Zij zouden de helft van het kunstmestgebruik voor hun rekening nemen. Volgens de gebruikelijke classificatie van landbezitters en pachters in India, o.a. die van het ministerie van Ontwikkelingssamenwerking, zijn kleine boeren echter de landbouwers met minder dan 2 hectare grond. Zelfs dat is nog een zeer grote en gevarieerde categorie van circa 70 procent van alle boeren, die samen echter slechts 25 procent van de grond bebouwen.
Slechts een minderheid van hen, degenen die over irrigatie beschikken, gebruikt kunstmest. Omdat deze groep gemiddeld haar grond iets intensiever zou bebouwen dan de grotere boeren, komt, eveneens volgens cijfers van Ontwikkelingssamenwerking, 30 procent van de Nederlandse kunstmest bij hen terecht.
Bartlema zegt dat ik geschreven zou hebben dat boeren met meer dan 10 ha 70 procent van de kunstmest gebruiken. Ik beweer alleen dat die 70 procent bij de grotere boeren terechtkomt, dus boeren met meer dan 2 ha.
Mijn beweringen over de effecten van de kunstmesthulp zijn niet, zoals Bartlema suggereert, "oppervlakkige waarnemingen, gedaan tijdens reizen door slechts enkele delen van India". Ze zijn gebaseerd op een literatuurstudie die is vastgelegd in het door de Landelijke India Werkgroep uitgegeven rapport 'De Nederlandse Kunstmesthulp aan India'.
Dat het voor India noodzakelijk is om kunstmest te importeren zolang de eigen produktie onvoldoende is, staat buiten kijf. Die noodzaak verwart Bartlema met de wenselijkheid om dat met ontwikkelingshulp te financieren. Met die hulpgelden kunnen veel gerichter dan nu met kunstmestleveranties, projecten gefinancierd worden die bijdragen aan de verbetering van de levensomstandigheden van groepen als kleine boeren, landarbeiders, ambachtelijke vissers en vrouwen.

Gerard Oonk
onderzoeksmedewerker Landelijke India Werkgroep



LIW IN 'T NIEUWS

Maatschappelijk verantwoord ondernemen

Hulp aan India

HOME Landelijke India Werkgroep

Landelijke India Werkgroep - 15 maart 2005