![]()
Bijna onopgemerkt is India de laatste jaren het grootste koncentratieland van de Nederlandse bilaterale (van land tot land) ontwikkelingshulp geworden. De toenemende Nederlandse interesse bij dit gigantisch grote land blijkt o.a. uit de reis van een delegatie uit de vaste Kamerkommissie voor ontwikkelingssamenwerking vorig jaar, en het bezoek van een ambtelijke delegatie - o.l.v. Prins Claus als adviseur van Minister De Koning - begin dit jaar. Welke ekonomische relaties bestaan er tussen India en Nederland, en wat is het perspektief daarvan voor de zogenaamde 'armste bevolkingsgroepen?'
Ook de berichten over het anderhalf door Nederland ondersteunde sociale projekt zijn weinig optimistisch. Zo worden in het kader van het medefinancieringsprogramma via de FNV een aantal vakbondsprojekten gesteund van met name rechtse bonden zoals INTUC, welke verbonden is met Indira Gandhi's Congrespartij. Partikuliere investeringen Ruim voordat de Nederlandse ontwikkelingshulp aan India begon, waren er al een aantal Nederlandse ondernemingen in het land aktief. Philips startte bijvoorbeeld haar aktiviteiten in India in 1930 en Unilever in 1933. Samen met ENKA zijn dit momenteel nog steeds de belangrijkste ondernemingen die in India aktief zijn. Verder hebben nog een groot aantal relatief kleine Nederlandse ondernemingen technische en/of financiële samenwerkingsverbanden met Indiase bedrijven. Hiertoe behoren o.a. Océ van der Grinten, Grasso, Organon, Smit Transformatoren (Nijmegen), Wavin (een Shell-dochteronderneming), Vicon (Nieuw-Vennep) en Hendrix (Boxmeer). Het effekt van deze Nederlandse bedrijven binnen de Indiase ekonomie laat zich goed illustreren aan de hand van het voorbeeld van Philips India, tegenwoordig PEICO genoemd. In 50 jaar is het bedrijf in India uitgegroeid tot een organisatie met ongeveer 7000 mensen in dienst en fabrieken en verkooporganisaties in Madras, Bombay, Calcutta, Poona en Thana. De produkten die men maakt variëren van grammofoons, radio's en lampen tot kalkulators en kommunikatiesystemen. Buitenlandse bedrijven maken in India fabelachtig hoge winsten. Volgens regeringscijfers liggen deze gemiddeld 250 procent hoger dan die van Indiase bedrijven. In 1977 bijvoorbeeld maakte de dertig grootste multinationale ondernemingen een bruto winst van 1533 miljoen Rupees op een geïnvesteerd kapitaal van 1375 miljoen (een rupee is ongeveer 27 cent). Door dit soort gigantische winsten kunnen sommige bedrijven hun aanvangsinvesteringen in 1 à 2 jaar terugverdienen. Ook Philips heeft de laatste jaren in India aanzienlijke winsten geboekt. Zo was de bruto winst als percentage van het totale geïnvesteerde kapitaal voor de jaren 1979 en 1980 zo'n 20 procent. Deze enorme winsten leiden niet alleen tot een snelle groei, maar ook tot omvangrijke overboekingen naar het buitenland. In 1977 verdwenen op deze wijze 1153 miljoen rupees uit het land. De wekelijke winsten en kapitaalvlucht zijn waarschijnlijk nog veel omvangrijker door interne overboekingen tussen moeder- en dochterbedrijven. Daarnaast wordt o.a. op grote schaal aan belastingontduiking in India gedaan. Een kommissie van de Indiase overheid heeft met betrekking tot Philips aangetoond, dat men deze produkten naar Europa exporteerde onder de kostprijs! Verder hebben bedrijven als Philips en Unilever vaak een bijzonder grote nadelige invloed op Indiase producenten die dezelfde produkten maken. Deze worden door hen nogal eens kapot gekonkurreerd met illegale - boven het via licenties toegestane aantal - produktiekapaciteiten. Philips en Unilever zijn momenteel binnen India de multinationals met het grootste aantal van deze overkapaciteiten (respektievelijk voor 12 en 11 produkten). Hierdoor wordt niet alleen werkgelegenheid teniet gedaan, maar vindt ook een versnelde koncentratie van kapitaal plaats. Claus als loopjongen Ondanks het feit dat de Nederlandse ontwikkelingshulp niet of slechts nauwelijks aansluit bij de basisbehoeften van de massa van de Indiase bevolking - ongeveer 50 procent leeft volgens officiële cijfers onder de armoedegrens - en de Nederlandse partikuliere investeringen veel negatieve effekten hebben, ziet het ernaar uit dat deze ekonomische banden tussen India en Nederland de komende jaren nog verder uitgebreid zullen worden. Doel van de verkapte handelsmissie (begin dit jaar) van Claus en de topambtenaar van het Ministerie professor Van Dam, was te onderzoeken in hoeverre de relaties tussen India en Nederland op het terrein van handel, ekonomie. financiën, landbouwtechniek, wetenschap en kultuur verbreed kunnen worden. Het aan het einde van de reis door Claus en de Indiase Minister voor Handel ondertekende memorandum laat over de richting van deze samenwerking dan ook niets aan duidelijkheid te wensen over. Er wordt onomwonden gepleit voor een uitbreiding van de kommerciële relaties en een (nog) grotere verwevenheid tussen bedrijven en ontwikkelingssamenwerking. In paragraaf 2.8. van dit stuk staat bijvoorbeeld 'Men kwam overeen dat bij daarvoor in aanmerking komende industriële samenwerking het gebruik van overheidsgelden en van partikuliere middelen uit India en Nederland, met inbegrip van fondsen voor ontwikkelingssamenwerking, zou kunnen worden overwogen.' Verzet Wat vormt nu de achtergrond van deze vergrote Nederlandse belangstelling voor India? Op de eerste plaats speelt natuurlijk het feit dat het land. ondanks het gegeven dat zo'n groot percentage van de bevolking onder de armoedegrens leeft, een gigantisch grote afzetmarkt heeft. Op de tweede plaats zijn de lonen er voor buitenlandse investeerders aantrekkelijk laag. Op de derde plaats heeft de Indiase overheid voor een goede infrastruktuur - in de vorm van wegen en havens, kommunikatiemiddelen etc - gezorgd, en legt zij buitenlandse investeerders niets in de weg bij overboekingen van winsten, royalties en dividenden naar het buitenland. Verder is o.a. ook belangrijk dat het repressieve bewind van Indira Gandhi veel arbeidsonrust voorkomt, en dat m.n. in de exportzones grote koncessies aan buitenlandse investeerders wordt gegeven. Ook bieden de aktiviteiten in India aan Nederlandse bedrijven de mogelijkheid om samen met Indiase bedrijven projekten op te zetten in andere ontwikkelingslanden. Zo kan de goedkope Indiase arbeidskracht ook buiten het land zelf uitgebuit worden. De armste kasten en klassen in India zijn natuurlijk op de eerste plaats de dupe van deze steeds verdergaande ekonomische plundering van hun land. Het omvangrijke verzet daartegen o.a. door de progressieve partijen en massaorganisaties verdient dan ook ondersteuning vanuit Nederland. |
![]() LIW IN 'T NIEUWS |
![]() Hulp aan India |
![]() Kinderarbeid & Onderwijs |
![]() HOME Landelijke India Werkgroep |
