English version of this page   terug
E-4617/05NL, 31 januari 2006


Antwoorden van Europees Commissaris Spidla (Werkgelegenheid en Sociale Zaken), namens de Commissie,
op vragen van Max van den Berg (PvdA/PSE) (28 november 2005)

Onderwerp: 'Multinationale bedrijven werken kinderslavernij in de hand'

Vragen

Uit het zojuist gepubliceerde onderzoek ‘The price of childhood’ blijkt dat multinationale bedrijven Indiase boeren die katoenzaad voor hen produceren veel te weinig betalen om volwassenen in dienst te kunnen nemen. Het gaat om Bayer, Monsanto en Syngenta, alledrie bedrijven die actief zijn op de Europese markt. De boeren zouden bijna 40 procent meer voor hun product moeten krijgen om volwassenen het wettelijk minimumloon van één euro per dag te kunnen betalen. Nu maken zij gebruik van kinderarbeid. De kinderen werken zo´n 13 uur per dag, zelfs tijdens het bespuiten van de gewassen met gevaarlijke pesticiden. De boeren zouden verlies lijden als zij in plaats van kinderen, volwassenen tegen het wettelijk minimumloon in dienst zouden nemen. Dat geldt echter niet voor de multinationale bedrijven.

  1. Deelt de Commissie de mening dat bedrijven Bayer, Monsanto en Syngenta, evenals de betrokken Indiase bedrijven mede verantwoordelijk zijn voor het schenden van mensenrechten, waaronder kinderarbeid, dwangarbeid, het recht op gezondheid en het recht op leven?

  2. Is de Commissie voornemens om de betrokken bedrijven evenals de thuislanden van de bedrijven (respectievelijk Duitsland, Zwitserland en de VS) aan te spreken op hun verplichting zich te houden aan fundamentele arbeidsverdragen die in de Internationale Arbeidsorganisatie overeen gekomen zijn?

  3. Welke initiatieven onderneemt de Commissie om de verbetering van arbeidsomstandigheden wereldwijd en sociale standaarden op de internationale agenda, zoals die van de WTO, te zetten?

Antwoorden

  1. De Commissie wil benadrukken dat de EU een groot voorstander is van de wereldwijde ratificatie en toepassing van de acht internationale fundamentele arbeidsnormen1. De bestrijding van kinderarbeid valt zowel onder de Verdragen 138 en 182 als onder de Verklaring inzake fundamentele beginselen en rechten op het werk van de Internationale Arbeidsorganisatie (ILO) van 1998. De Verklaring van 1998 is bindend voor alle ILO-leden. Het follow-upmechanisme heeft echter een ander juridisch karakter dan het toezicht op geratificeerde verdragen.

    De Commissie hoopt dat India de Verdragen 138 en 182 snel zal ratificeren en de nationale wetgeving en de handhaving daarvan op alle relevante niveaus zal aanscherpen. De Indiase autoriteiten moeten voor een doeltreffende rechtsbescherming zorgen en concrete initiatieven en programma’s ondersteunen om het gebrek aan fatsoenlijk werk aan te pakken. Het stimuleren van fatsoenlijk werk voor iedereen is een van de internationale verplichtingen die India heeft onderschreven2. De agenda voor fatsoenlijk werk heeft ook betrekking op gezondheid en veiligheid op het werk. De Commissie stimuleert multinationale en andere ondernemingen om een bijdrage te leveren tot het doel van fatsoenlijk werk in aanvulling op wetgeving, CAO’s en handhaving.

  2. De verantwoordelijkheid voor de toepassing en handhaving van de arbeidswetgeving ligt in de eerste plaats bij de Indiase autoriteiten. Maatschappelijk verantwoord ondernemen speelt echter ook een rol en past in het beleid van de Commissie3, de voorstellen van de Wereldcommissie over de sociale dimensie van de globalisering en het ILO-beleid. De Commissie moedigt het bedrijfsleven aan bij te dragen tot duurzame ontwikkeling en de sociale dimensie van de globalisering te versterken4. De Commissie merkt op dat in het projectverslag van de Stichting Venkatarangaiya (MV) over kinderarbeid in de Indiase katoenzaadsector wordt gesproken van een dialoog en contacten met de betrokken multinationals5. De Commissie stimuleert de belanghebbende plaatselijke en internationale maatschappelijke organisaties en de betrokken bedrijven overleg te blijven voeren om fatsoenlijk werk te bevorderen.

  3. De Commissie is ervan overtuigd dat een grotere inzet voor productieve werkgelegenheid en fatsoenlijk werk, waaronder fundamentele arbeidsnormen, zullen bijdragen tot een succesvolle bestrijding van armoede en bevordering van duurzame ontwikkeling. De Commissie heeft al eerder voorstellen gedaan om werkgelegenheid en sociale thema’s op de agenda van de Wereldhandelsorganisatie (WTO) te zetten en de samenwerking tussen de ILO en de WTO te versterken. De Commissie heeft werkgelegenheid en sociale vraagstukken opgenomen in haar bijdrage voor de regeling inzake toetsing van het handelsbeleid (Trade Policy Review Mechanism – TPRM). De Commissie hoopt dat andere landen dit voorbeeld zullen volgen.

    De Commissie heeft voorgesteld bevordering van productieve werkgelegenheid en fatsoenlijk werk en versterking van de sociale dimensie van de globalisering op te nemen in de EU-verplichtingen om de millenniumdoelstellingen voor ontwikkeling (MDG’s) sneller te bereiken, in het slotdocument van de VN-top van september 2005 en in het voorstel voor een gezamenlijke verklaring van de Raad, het Europees Parlement en de Commissie inzake het ontwikkelingsbeleid van de Europese Unie6. Zowel de Raad als het Parlement hebben hierop positief gereageerd.

    De Commissie werkt momenteel aan een mededeling over fatsoenlijk werk, die deel uitmaakt van het werkprogramma voor 2006.

    In het kader van hun strategische partnerschap hebben de EU en India in september 2005 overeenstemming bereikt over een gezamenlijk actieplan. Dit actieplan is onder andere gericht op versterking van de beleidsdialoog en samenwerking op verschillende gebieden, waaronder werkgelegenheid en sociaal beleid. De afgesproken tekst7 stelt het volgende: “India en de EU zijn vastbesloten volledige, vrij gekozen en productieve werkgelegenheid te bevorderen en daarbij de fundamentele beginselen, billijke lonen en rechten op de arbeidsplaats ten volle te eerbiedigen”. Deze samenwerking is een eerste stap op weg naar een bredere beleidsdialoog en samenwerking op deze gebieden.



  1. COM(2001) 416 definitief; COM(2004) 383 definitief; Conclusies van de Raad van 21 juli 2001 en 3 maart 2005.
  2. VN-top van september 2005, §47 van de slotverklaring; Agenda voor fatsoenlijk werk van de ILO goedgekeurd door de Raad van Bestuur van de ILO en de Internationale Arbeidsconferentie. India is lid van beide.
  3. COM(2002) 347 definitief; Verslag van de Wereldcommissie over de sociale dimensie van de globalisering, ILO, februari 2004.
  4. COM(2004) 383 definitief, COM(2002) 347 definitief.
  5. http://www.indianet.nl/elimchl.pdf, http://www.indianet.nl/index.html
  6. COM(2005) 134 definitief; COM(2005) 311 definitief; COM(2005) 259 definitief; Conclusies van de Raad van 24 mei 2005 en 22 november 2005.
  7. “Werkgelegenheid en sociaal beleid zijn belangrijke vraagstukken in de EU en zijn door de Indiase regering in haar beleidsaanpak centraal gesteld. India en de EU zijn vastbesloten volledige, vrij gekozen en productieve werkgelegenheid te bevorderen en daarbij de fundamentele beginselen, billijke lonen en rechten op de arbeidsplaats ten volle te eerbiedigen. Zowel India als de EU hebben belang bij een beleidsdialoog over werkgelegenheid en sociale zekerheid, waarin geregeld van gedachten kan worden gewisseld en ervaringen en informatie kunnen worden uitgewisseld over:
    * arbeids- en werkgelegenheidsvraagstukken, waaronder werkgelegenheidsbeleid, herstructurering, arbeidskansen in de context van de globalisering en de behoefte aan geschoold personeel;
    * beheer van human resources, met name scholing en ontwikkeling van vaardigheden;
    * sociale zekerheid.”

Landelijke India Werkgroep - 3 februari 2006