door: Dilemma's van zaken over de grens
Handel doen met het buitenland biedt op dit moment grote mogelijkheden. De wereldeconomie maakt de sterkste groei sinds jaren door. Vorig jaar bedroeg de wereldwijde groei van het bruto nationaal product (alle goederen en diensten die wereldwijd worden geproduceerd) meer dan 5 procent. Dit is het hoogste percentage sinds dertig jaar.
Omdat Nederland historisch gezien een sterke exportsector heeft, hebben bedrijven die internationale handel ondernemen goed geprofiteerd van de toenemende mogelijkheden. De uitvoer was in november vorig jaar, ondanks de zorgelijke algemene economische situatie in ons land, met 23,4 miljard euro 18 procent hoger dan een jaar eerder. Niet alleen exporteren is lucratief. Ook de invoer biedt tegenwoordig mooie kansen. Door de lage dollarkoers is het aantrekkelijk goederen in het buitenland te kopen en die vervolgens in Nederland af te zetten of door te voeren naar derde landen.
Aan het handel doen met het buitenland zitten echter kanten die niet zozeer met het naakte verdienen te maken hebben, maar die wel voor dilemma's kunnen zorgen. Vragen als: mag ik zaken doen met landen die door corrupte regimes worden geleid of die de mensenrechten niet respecteren en kan ik producten betrekken van bedrijven die gebruik maken van kinderarbeid, kunnen ondernemers uit de slaap houden. Bovendien: mag ik smeergeld betalen om mijn project in het buitenland tot een succes te maken? En zo ja, hoeveel dan? En hou ik daarmee niet corrupte ambtenaren in het zadel? Aan de andere kant: als ik nu geen zaken doe, dan doet een ander dat wel. Waarom zou ik roomser zijn dan de paus? Sommige situaties liggen duidelijk. Er zullen maar weinig ondernemers in Nederland zijn, die bereid zijn grondstoffen voor gifgassen te verkopen aan een van de ergste dictators uit de wereldgeschiedenis, zoals de Nederlandse zakenman die onlangs is aangehouden voor levering van gifgas aan Saddam Hussein. Het gif werd ingezet tegen de Koerdische burgerbevolking. Het zijn vooral de gevallen die minder zwart-wit liggen, die voor dilemma's kunnen zorgen bij ondernemers die de stap wagen in het buitenland. Gerard Oonk, directeur van de Landelijke India Werkgroep, houdt zich bezig met de vraag of bedrijven die handel doen met India of in dit land investeren zich houden aan de internationale regels. De India Werkgroep overlegt met sectoren zoals de kleding- en natuursteenindustrie uit India. Hij geeft bedrijven het advies kennis te nemen van de richtlijnen die er zijn. "Het is voor bedrijven belangrijk te weten welke risico's ze lopen. Het is daarom goed te kijken naar de internationale verdragen over arbeidsrechten en de richtlijnen van de OESO (zie kader). Het komt er op neer dat je je als ondernemer afvraagt: maak ik gebruik van kinderarbeid, hoe zit het met de gelijke beloning van mannen en vrouwen voor gelijk werk, welke milieueffecten zijn er en hoe staat het met de corruptie?", zegt Oonk. Hij wijst erop dat veel bedrijven tegenwoordig in hun eigen directe relaties de zaken aardig op orde hebben. "Maar aan de andere kant bekijken ze haast niet hoe het zit met leveranciers en andere derden die nodig zijn voor het zakendoen. Je moet zicht krijgen op de hele uitbestedingketen. Je bent als opdrachtgever ook daarvoor verantwoordelijk. Bijvoorbeeld: werk je met zulke korte termijnen en betaal
Oonk noemt als voorbeeld Unilever. "Begin mei 2003 meldden de media dat ongeveer 25.000 kinderen, merendeels 'schuldslaven', katoenzaad telen voor een bedrijf waarin Unilever een flink belang heeft. De Nederlandse multinational bracht eerst naar voren dat ze niet verantwoordelijk kon worden gesteld voor wat onafhankelijke agenten deden in India. Maar wij stelden daar tegenover dat de voorwaarden die het bedrijf stelde, bijvoorbeeld de lage prijs die voor de producten werd betaald, zo hard waren, dat de producenten wel gedwongen waren kinderen in te zetten, omdat die veel goedkoper zijn dan volwassen arbeiders. Unilever én het internationaal opererende zaadgoedbedrijf Advanta uit Zeeland beloofden na de golf van publiciteit bij te dragen aan een oplossing. Hier zie je dat naming and blaming wel degelijk effect kan sorteren. Het is in het belang van het imago van het bedrijf dat het zich houdt aan de regels van verantwoord ondernemen." Volgens Oonk wordt de kans steeds groter dat bedrijven tegen de lamp lopen die zich niet houden aan de internationale standaardregels en de voorschriften voor maatschappelijk verantwoord ondernemen. "Door de mogelijkheden van internet gaat de naam van je bedrijf al heel snel negatief over de wereld. Dat kan zeer ernstige gevolgen hebben." Oonk raadt bedrijven aan die in landen als India willen investeren contact op te nemen met non-gouvernementele organisaties. "Die kunnen ondernemers wijzen op de lokale voetangels en klemmen die ze tegenkomen en hoe ze daar goed mee om kunnen gaan."
|
terug
LIW in de pers
Verantwoord Ondernemen
HOME Landelijke India Werkgroep
